De eerste tekst die ik hier vertaal is van Heinrich Heine. Het is niet echt een gedicht, het is het twaalfde hoofdstuk uit zijn ‘Reisebilder’. Het heeft het voordeel dat een vertaler die eraan begint zich niet vastlegt voor maanden of zelfs jaren.
Ik vertaal het alsof het een gedicht zou wezen en schrijf hier alleen maar die dingen uit die echt nodig zijn. Eerst Heines tekst:
Dan mijn vertaling:
De titel: Hoofdstuk 12
Eerste regel: De Duitse censoren
zevende regel: domkoppen.
De streepjes die de rest van de tekst uitmaken staan voor censuurstrepen. Uitgevers waren gedwongen manuscripten vóór publicatie voor te leggen aan een censurerende instantie. Die kwamen dan vaak – zeker als het om werken van Heine ging – terug vol doorhalingen en onleesbaar gemaakte passages. Áls ze überhaupt werden teruggestuurd en gepubliceerd mochten worden.
*
Mijn tweede vertaling is die van een gedicht van Christian Morgenstern dat als volgt luidt:
Er bestaat onder meer een Angelsaksische poging om dit beroemde gedicht te vertalen. Een zekere William M. Calder heeft bij zijn vertaling zelfs een heel opstel geschreven: Translating Morgenstern. In: Oxford German Studies 4 (1969).
Het spreekt vanzelf dat zo’n Brit zich alleen maar aan een vertaling kan wagen met desastreuze gevolgen.
Van de titel maakt hij: ‘Nocturne of a Fish’.
Kent klaarblijkelijk geen Engels ook niet. Is ‘nocturne’ soms hetzelfde als ‘Nachtgesang’? Maar dat zien we nog door de vingers. Kan komen door de taalarmoede van het Engels.
Nachtgesang is algemener dan nocturne, kan ook iets anders zijn. Bijvoorbeeld als het Belgisch leger bij de nachtelijke bestorming van een strategische heuvel vol Russen bij wijze van krijgsgezang een wilde Brabançonne aanheft, dan kun je dat onmogelijk een nocturne noemen, hoe diep in de nacht de operatie zich ook afspeelt.
Zeker is: als Morgenstern bedoeld had ‘Nocturne’, dan had hij geschreven ‘Nocturne’.
*
Angelsaksers kennen alleen maar popmuziek.
Maar hoogmoedig menend te kunnen meepraten, zelfs als het over muziek gaat, wauwelen ze maar raak. En altijd de schijn willen wekken dat ze op een hoger niveau staan dan in werkelijkheid het geval is. (Zou die Calder misschien een Amerikaan zijn?) Nocturne, daarbij denkt iedereen natuurlijk meteen aan Chopin. Chopin was een Fransman die begrijpelijkerwijze alles in het werk heeft gesteld opdat niemand te weten zou komen dat hij oorspronkelijk uit Polen kwam.
‘Nocturne of a fish’ – volgens Calder is er maar een vis, die zingt: ‘a fish’.
De oorspronkelijke tekst is algemener. Het gaat niet om één enkel toevallig individu, het gaat om dé vis, als soort. Door Calders onbepaald lidwoord wordt die gereduceerd tot een enkel geval. Het oorspronkelijke, algemene vissendom wordt verlaagd tot anekdote. Dat is journalistiek in plaats van poëzie.
Sinds de Angelsaksische bemoeienis met cultuur vanaf de tweede Wereldoorlog wordt iedere gelegenheid aangegrepen om de literatuur naar beneden te halen en fenomenen als journalistiek op te krikken.
En rock, of pop, hoe heten al die dingen, in plaats van muziek.
Die éne, individuele in plaats van algemene, vis sluit immers iedere meerstemmigheid uit.
Bij Morgenstern houden álle vissen er zulke nachtelijke gezangen op na, zodat meerstemmigheid en zelfs koorzang mogelijk wordt. Dat alles wellicht zelfs polyfoon – daarover geeft het gedicht geen uitsluitsel.
In ieder geval is Fisches Nachtgesang bij componisten verrassend populair als liedtekst. Een van de meest geslaagde versies is die van de Russische componiste Sofia Gubaidulina, die op YouTube bekeken – en vooral beluisterd! – kan worden:
Christian Morgenstern zelf maakt de opmerking dat Nachtgezang van een Vis het ‘diepste’ Duitse gedicht is dat er bestaat.
Als je gewoon naar de tekst kijkt, je houdt die perfect verticaal voor je ogen, dan zie je niet alleen de beweging van het water en van de vissen en misschien de weerspiegeling van de maan op het water – je ziet ook, kijk maar goed – je ziet ook: diepte.
Ik heb een boekwerk in tien delen dat Deutsche Lyrik heet en dat duizenden gedichten bevat, van de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw.[1] Ik heb natuurlijk niet al die boekdelen pagina per pagina verticaal kunnen houden, maar steekproeven heb ik gedaan en grondiger heb ik het deel van 1600 tot 1700 bekeken.
Als voorlopige, niet wetenschappelijke bevinding kan ik Christian Morgenstern alleen maar gelijk geven: geen enkel Duits gedicht heeft die diepte.
Over de vertaling van de Ilias van Karel van de Woestijne werd gezegd dat ze moeilijker te lezen was dan de originele Griekse tekst. Maar er bestaan ook vertalingen die de reputatie hebben dat ze beter zijn dan het origineel.
Ik hoop dat Coralie Coloratuur niet vergeet in mijn biografie te vermelden dat ik de vertaler ben van deze twee fraaie literaire werken.
Een van de gefabriceerde bewijzen tegen Assange was dat condoom waarop niet het geringste spoor van DNA te vinden was. Niet van hem, en ook niet van de betrokken dame (die hem van verkrachting beschuldigde). Deze dame heet Anna Ardin.
De voormalige Britse diplomaat Craig Murray noemt haar op grond van dit door haar geproduceerde valse bewijsstuk en andere contradicties in haar optreden een leugenares.
Hij hangt het beeld op van een teleurgestelde groupie die heeft vastgesteld dat de aanbedene ook nog in een andere vrouw geïnteresseerd is en die van dat ogenblik af bezield wordt door wraakzucht.
Anna Ardin
Ardin is intussen dominee in een protestantse kerk. Christenen staan in de wereldliteratuur bekend als huichelaars (Molières Tartuffe, Stendhals Rood en Zwart…) Meer bepaald over de Zweedse protestanten bestonden er al lang geen illusies meer, sinds August Strindberg in meerdere werken zijn licht over deze oprechte gelovers heeft laten schijnen.
De geloofwaardigheid van Ardin kreeg nóg een knauw door het onderzoek van de Zwitserse UNO-diplomaat Nils Melzer, ‘UN Special Rapporteur on Torture’ noemt hij zich. Melzer publiceerde op 26 juni vorig jaar – ter gelegenheid van de Internationale Dag voor de slachtoffers van foltering – een stuk, ‘Demasking the torture of Julian Assange’.
Hij had deze tekst ter publicatie aangeboden aan een hele reeks Angelsaksische persorganen waaronder The Guardian, The New York Times, The Washinton Post, schrijft hij aan het einde van zijn opstel. “None responded positively.”
Over het feit dat het hele Zweedse incident geënsceneerd was kan geen twijfel meer bestaan.
***
18 september 2020. Uschi von der Leyen heeft een speech gehouden voor het Europees parlement die ze ‘state of the union’ noemt. Ik wil die toespraak wel eens bekijken. Misschien vind ik ze op de website van het parlement. https://Europarl.europa.eu/news/nl/search/
Daar staat allerlei te lezen. Over bijvoorbeeld een Sacharov-prijs die door het parlement wordt toegekend aan voorvechters van de mensenrechten. De lijst van kandidaten voor het jaar 2020. Nergens een Assange te zien – die nochtans omwille van zijn inzet voor de mensenrechten en in strijd met iedere wettelijkheid gechicaneerd en gefolterd wordt – langzaam dood gefolterd wordt. Hierover bijvoorbeeld ook nog Slavoj Žižek in Der Freitag (https://www.freitag.de/autoren/der-freitag/sie-toeten-ihn-langsam/).
Ik tik het zoekbegrip Assange in voor heel de website van het EU-parlement. Krijg als antwoord: »Geen resultaten voor Assange«.
Voor een parlement dat zich zo graag opdirkt als voorvechter van mensenrechten in Rusland en China, bestaan die rechten niet voor Julian Assange, bestaat hijzelf ook niet als voorvechter, held, morele gestalte… Dat wil ik vasthouden: morele gestalte. ‘De literatuur is daar voorstander van,’ zou Lucas zeggen. En hij zou er waarschijnlijk aan toevoegen: ‘Naarmate de literatuur – die autonoom is, als ze is, en die geen geboden van buitenaf accepteert – naarmate die meer en meer geboden moet overtreden om haar autonome karakter te manifesteren en dingen moet zeggen die door profane rechtbanken bestraft zouden kunnen worden, heeft ze mensen als Assange ook meer nodig om teksten te versleutelen, te coderen en ontraceerbaar te maken. Zulke mensen zijn onmisbaar geworden, al is de literaire kwaliteit van een werk en de verdienste natuurlijk groter als je het verbodene zo kunt zeggen dat…’
Hier zou hij de vinger op de lippen leggen: er moet steeds meer geheim worden gehouden! Allicht zou ook het duivenhok – de postduif als medium voor het transport van literaire teksten naar de consument – nog ter sprake zijn gekomen. Op de vraag of het dan al zover is met de censuur antwoordt hij:
‘Niet als je nu al verboden dingen schrijft.’
***
Ruim een week later, einde september.
Schoorvoetend maar dan toch – het Europees parlement wil naar verluidt dat de Europese raad “eindelijk maatregelen neemt” tegen Polen en Hongarije, die de fundamentele rechtsprincipes waarop de EU gegrondvest beweert te zijn uit hun hengsels lichten. Het gaat niet om bijkomstigheden, het gaat om een systeem zelf, over de sluipende vervanging van een democratie door klerikaalfascisme.
‘Op 4 juli 2018 hield de Poolse minister-president Mateusz Morawiecki een toespraak in het Europese parlement. Hij begon met te zeggen dat de “democratie” gesterkt moet worden. (…) In een adem beschuldigde Morawiecki er dan de EU van “boosaardige dreigementen” in de richting van Polen te uiten naar aanleiding van die restauratieve ingreep, maar zijn land zou niet wijken, integendeel. In plaats daarvan was het zijn droom, aldus Morawiecki, “de EU te transformeren, ze te re-christianiseren” (https://de.rt.com/1k0v).’
Hoe deze Pool de ‘democratie’ wil ‘sterken’ zien we in zijn eigen allerwegen bewonderde land, waar de onafhankelijkheid van justitie opgeheven is, de politiek onwelgevallige juristen op non-actief gesteld en de media gezuiverd. ‘Christus-Koning’ is uitgeroepen tot eigenlijke chef van het land en er worden gigantische, – zowel qua afmetingen als qua lelijkheid –, monumenten voor hem opgericht.
De wahahare democratie!
‘Jullie visie op de fundamentele rechten is maar een visie,’ roept Moravietski. ‘Wij hebben een andere visie die evengoed geldig is.’
‘De EU kijkt passief toe hoe Polen de rechtsstaat afschaft’ bloklettert de Süddeutsche Zeitung van 13 oktober 2020, een bijdrage van Florian Hassel.
‘De tweeëntwintigste juni oordeelde de (…) Raad van Europa eens te meer vernietigend over de – bagatelliserend rechtshervorming genoemde – stelselmatige liquidatie van de onafhankelijkheid van Poolse rechters en van andere delen van de justitie.’
De krant herinnert eraan dat Von der Leyen met Poolse stemmen chef van de Europese raad is geworden (na Christus-Koning ongetwijfeld; CC), en ze laat niet na haar liefde voor het land van het reeds gevestigde klerikaalfascisme te laten blijken.
‘Midden september,’ aldus de Süddeutsche, ‘sprak ze in haar rede over de toestand van de unie over ieder denkbaar thema, van corona tot klimaat, maar ze vermeldde noch Hongarije noch Polen. Lippendienst aan de rechtsstaat, dat wel natuurlijk, maar geen effectieve maatregelen.’
***
Een paar dagen na de oprisping uit het parlement komt er een officieel rapport gepresenteerd door commissaris Vera Jourova. Dat komt, nog maar eens, tot de conclusie dat de genoemde landen de wet aan hun laars lappen. Gevolgen zal dat ook deze keer niet hebben. Die landen zouden dan ook, bij wijze van sanctie en pressiemiddel, de financiële steun van de unie maar moeten verliezen, lispelt Jourova, maar daar moet eerst nog over gediscussieerd worden. De Polen en de Hongaren hebben trouwens meteen gedreigd met blokkade, als uit die negatieve beoordeling iets anders dan hol gepraat zou voortvloeien. Tot zover een bericht van de VRT op het internet.
De correspondent van het eerste Duitse net ARD gaat hier verder (Tagesschau, 30 september 2020, 20:00 u; te vinden op YouTube). Het Duitse voorzitterschap (van de EU op dit moment), zegt hij, formuleert, ‘om een blokkade te voorkomen’, een voorstel tot compromis: financiële sancties zouden niet principieel worden opgelegd, maar alleen als kan worden bewezen dat er geld verkwist wordt of anderszins corrupt gebruikt. Dus niet wegens rechtsbreuk, dit wil zeggen niet principieel, niet naar de grond van de zaak, maar incidenteel. Ik ben maffieus, maar daar praten we niet over. Alleen als ik met mijn zakgeld zondige begeerten bevredig, dan wordt er ingegrepen. De Tale Kanaäns, ze plaveien het land met slijm en schraapsel. Het gaat er om, te voorkomen dat er een officiële, door het parlement goedgekeurde veroordeling zou komen van het rechtssysteem dat ze eigenlijk voor heel de unie zouden willen invoeren. Alleszins geen principiële veroordeling dus, waarop latere rechtspraak zich zou kunnen beroepen. De zaak laten rotten tot het krompraten gewerkt heeft en de democratie voldoende uitgehold is om een ‘democratie’, een wahahare, in de plaats te stellen. De Tale Kanaäns, het verzoetsappigen, verchristelijken, de eigenlijke doelstellingen omzwachtelen. Doen alsóf er een sanctie is. De schending van de wettelijkheid als zodanig blijft in werkelijkheid ongestraft.
Het voor de EU – verbaal dan – geldige rechtsprincipe van de Scheiding der Machten, door Montesquieu geformuleerd in 1748, was bedoeld om de willekeur van machthebbers te beknotten, zodat ook machtelozen recht zouden kunnen krijgen. Wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht mochten niet langer in één hand verenigd zijn omdat dat neerkwam op het recht van de sterkste. De Polen willen terug naar een voorheen, een toestand quo ante. De middeleeuwse vrouwenhater en grote brandstapelliefhebber Thomas van Aquino in plaats van de verlichte Montesquieu.
Die onappetijtelijke Poolse paus die er geweest is en wiens ambitie het was de Russische revolutie terug te draaien en vervolgens ook nog de Franse.
In Montesquieu komt het eigenlijke mikpunt van de rechristianiseerders aan de oppervlakte: de Verlichting.
Zoals die ene Pool zich opwerpt als verdediger van de democratie, de wahahare, zo beroemde die paus er zich op dat zij de uitvinders en bevorderaars van de wahahare Verlichting zouden zijn.
Het ARD-bericht brengt een stukje interview met een parlementslid van de Groenen, Daniel Freund. Dat ‘compromis’ ter verdoezeling van de Pools-Hongaarse onwettigheid meent die, zou ‘nóg een instrument zijn zonder effect, dat nooit zal worden toegepast’. Natuurlijk,– schijnpolitiek – heel dat Europees parlement is toch een schijnparlement. Het bezit bovendien geen legitimiteit.[1]
Voldongen feiten bewerkstelligen, stilaan gewoon doen worden, laten rotten, tot de toestand als onomkeerbaar geldt. En de verdoemde verlichte kant, d.w.z. de niet meer feodale kant van het EU-bestel verdringen – zoals ze commissaris Frans Timmermans op een zijspoor hebben geschoven omdat hij aanstalten maakte om de grondregels in bescherming te nemen.
In het Europees parlement, aldus de correspondent van de ARD verder, wordt daarenboven pressie uitgeoefend op de parlementsleden: “Duitsland onderhandelt met het pistool op de borst”: het corona-hulpfonds komt immers in gevaar als we niet gretig bezwijken voor de Pools-Hongaarse chantage, als we gaan staan op het in de grondprincipes immers maar pro forma opgenomen verlichte ideeën. “Om een blokkade te voorkomen” natuurlijk, en om beweerde weldaden te kunnen uitstrooien over de brave burgers, slachtoffers van corona, wij zijn zo bekommerd. En christelijk. En alles.
Het land van de dichters en denkers (zoals Duitsland zich bij gelegenheid nog steeds graag ziet; Goethe, Kant, Bach… zoals ook wij het graag zien) is aan lager wal geraakt en afgezonken tot de Bende van de Zwarte Kous van Angela, met die ambassadrice bij het Vaticaan met een vervalste doktersgraad, Schavan heette ze, en met de wollig besnorde en barensgeweldige bazin van de EU, Ursula, incluis. Het is een cancel-culture van bovenaf – in het werk gesteld door cultuurloze nouja… wezens.
***
Uschi maakte in haar zogenaamde ‘state of the union’ ook nog bekend dat de Europese raad een voorstel wil doen ‘om de lijst van Europese misdaden uit te breiden’. Ach zo, de lijst van de Europese misdaden… Hoe kan die nog ‘worden uitgebreid’, Uschi, de EU is toch al decennia lang medeplichtig aan de meeste misdaden van de Westerse Waardengemeenschap. Maar de Europese lijst moet volgens haar nu worden uitgebreid ‘tot alle vormen van haatmisdrijven en haatzaaierij, of het nu gaat om ras, religie, geslacht of seksualiteit’. Maar dan blijft alleen nog de haat tegen de Russen over, en tegen Poetin ook, en Assange – hoezeer verarmen we op die manier ons haatpotentieel, Uschi! Censursula – zo werd ze genoemd: Uschi ijverde al als minister in Duitsland voor censuur in het internet.
En de nonnetjes in de kleuterschool hebben ons toch duidelijk geleerd dat we ‘het goede (moesten) liefhebben’ en ‘het kwaad (moesten) haten’. Uschi heeft van de lessen van de Eerwaarde Zusters alleen maar dat bevel tot breidelloos voortplanten kunnen onthouden. Het goede lief te hebben, dat is ze te enenmale vergeten.
Hate crime – het begrip komt van bij de grote broeder. Het is maar één van de voorbeelden van onzindelijk taalgebruik uit die hoek.
Taalkundig-filosofisch-juridisch gesproken is het een leeg begrip. Haat is een gevoel, een affect. Geen beredeneerde toestand die een gevolg zou kunnen zijn van een rationele beslissing. Aangezien het subject er niet verantwoordelijk voor is, is het dus onschuldig. Haat-criminaliteit, dat is absurd. Het bestaat niet, is ondoordacht en een van die vooral in het Waarden-Westen de jongste jaren puur ideologische en intellectueel bedenkelijke constructies die alleen dienen om de burgerrechten, de principes van de verlichting verder te beknotten. Haat-criminaliteit – dat is iets als hongercriminaliteit. Honger heb je of heb je niet. Maar dat in verband brengen met criminaliteit is bedrog.
Bovendien: als mensen decennia lang dag in dag uit de misdaden van bepaalde groepen, entiteiten, kunnen zien en ondanks het steeds sterker verzwijgen in de media het ware karakter van die groepen kennen, dan zou het moreel minderwaardig zijn als er geen negatieve gevoelens ontstonden. Als de ‘morele wet in mij’ die Immanuel Kant zo zeer bewonderde, zou zwijgen. ‘De sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij’ waren de dingen waarvoor Kant beweerde een ongehoorde bewondering te hebben. Wat Ursula vdL haatcriminaliteit noemt, zou in veel gevallen wel eens die morele instantie in mij kunnen zijn. Die met het bedrog, de holle frasen, de ideologische constructies als de boven gesignaleerde niet meer wil meedoen – en meestal maar weinig middelen tot verweer heeft. Die de haatzaaierij terecht onderscheidt als door de daders veroorzaakt. Maar de eigenlijke daders wil Uschi vanzelfsprekend niet vervolgen. Dat zijn immers haar kompanen.
Ik moet hier het advies van Lucas vragen. Hij heeft de ‘haat-deugd’ uitgevonden – weliswaar gebaseerd op de lessen van de eerwaarde zusters van zijn kinderjaren. Hij denkt dat Ursula von der Leyen tot ketterij vervallen is en ondanks haar baren geen echte katholiek meer. In ieder geval: kunst zonder haat is volgens hem evenmin mogelijk als kunst zonder liefde. Ik hoor het hem nog zeggen: ‘Niet alleen de liefde koesteren, de zoetheid zingen, maar ook de haat zaaien, de haat tegen degene die onze vaderen ‘den viant’ noemden. En tegen de ongerechtigheid van deze wereld.’
En over hoe hij denkt dat de te verwachten nog meer verboden aan de laars van de kunstenaars kunnen – en moeten -worden gelapt.
Daar dient de kunst toch voor: maar zoals gezegd, dat moet hij dan maar eens uitleggen.
***
Ik wil hier tenslotte nóg eens verwijzen naar het satirisch programma Die Anstalt, op het tweede Duitse net ZDF.
Er kan niet genoeg reklame worden gemaakt voor het kwestieuze Wikileaks-filmpje. Te vinden onder “collateral murder”. Bekijk het, deel het, bewonder de westerse waardengemeenschap. Oordeel of u daartoe wil behoren.
Ook niet vergeten, op deze website, over de folteraarster die chef is van de CIA, Gina Cheri Haspel: LiteraLeaks (10) – vooral – en LiteraLeaks (11).
Henry van de Velde. Trap Bauhaus Weimar. Foto L.M. 1995.
Novela.
Juni 2018. Lucas Mariën.
‘Zou je dat niet eh… meer buiten beschouwing kunnen laten… eh,’ fluisterde pater Staf door het traliewerk, ’ik bedoel het gebruik van de deegroller, Stientje. Een vrouw is gewoonlijk fysiek zwakker dan een man, maar ze is sterker door de gevoelens die ze in mannen weet te wekken.’ En zachter, enigszins aarzelend, voegde hij eraan toe: ‘Heb je dat al eens geprobeerd?’
‘De deegroller is de enige taal die hij verstaat,’ snauwde Stientje bijna, maar ze kon zich nog net inhouden. De beste kringen kwamen bij deze gedistingeerde jezuïet om raad en vergiffenis te ontvangen, en tot nu toe had ze zich tegenover hem altijd weten te beheersen. Alleen haar tranen, die kon ze op dit ogenblik niet langer terugdringen.
‘En de gevoelens die je in hem wekt,’ suste de pater kalmerend, met blokfluitstem, ‘misschien zou je die… kunnen versterken.’
‘Hij verstaat zoiets niet.’
Het eikenhouten traliewerk van de biechtstoel maakte het voor de pater onmogelijk om haar een zakdoekje toe te steken, maar hij was zo delicaat het deurtje aan de voorkant open te maken, een stap naar buiten te zetten en haar van buitenaf een heel pakje aan te reiken, zakdoekjes van de Aldi, tussen het paarse gordijn en het hout van de stijl door.
Als hij weer in de biechtstoel zat en de indruk had dat Stientje wat gekalmeerd was, vroeg pater Staf – één en al geduld en zachtmoedigheid:
‘Zou het niet denkbaar zijn… Vrouwen streven in zulke omstandigheden soms wel naar… Een zekere verhoogde lieftalligheid.’
‘Wat bedoel je?’ snauwde Stientje nu echt.
‘Ik heb net iets gelezen… Over de renaissance in Italië. Ik moet zo’n ontwikkelde vrouw als jij bent niet vertellen dat de hele moderne ellende en geloofsafval daar begonnen zijn. Maar ik las dus een boek met ‘novelas’ van Franco Sacchetti. Hij leefde van 1335 tot 1400. Ik heb een biechteling wiens zondenberg zo verschrikkelijk hoog is… Maar hij interesseert zich voor digitale literatuur, voor literaire vormen… apofthegmata en zo… En om hem bij te kunnen staan lees ik dat van Sacchetti. En die heeft een novela geschreven, De kunst van de vrouwen.’
‘En?’
In zijn lange ervaring van biechtvader had de pater nooit zoveel korzeligheid gehoord in een zo klein woord.
‘Wel! Het is niet alleen dat die vrouwen… niet de hele tijd snauwen en kijven! Maar ze schminken zich ook. Een gezicht mag te bleek of te geel zijn – met poeder en pommade weten ze het er te doen uitzien als een roos.’
En hij tuurde door de tralies alsof hij Stientjes toekomstige roosachtigheid al hoopte te zien verschijnen.
Stientje intussen – wond zich nog meer op. Dacht die aristocratische zwartrok soms dat ze het nodig had zich te versieren? Dat ze thuis in een slonzige bonte nylonpeignoir rondliep, met krulspelden en zonder jarretelles?
‘Als een gezicht niet goed geproportioneerd is en te grote fletse ogen heeft,’ floot zoetgevooisd de pater, die zelf min of meer in vervoering raakte, ‘… welnu… door de kunst der vrouwen, de kunst die Sacchetti bedoelt, wordt dat rechtgetrokken en zien die ogen eruit als vurige valkenogen; een scheve neus – de kunst der vrouwen maakt die recht; vertoont het gezicht de onderkaak van een ezel – meteen wordt dat gecorrigeerd. Ze verbeteren zo nodig de borst en de heupen en slagen erin om zónder beitel dat te bereiken wat Polukleitos en Praxiteles zélf niet tot stand zouden hebben gebracht.’
Hij tuurde nu door het traliewerkje om te zien welke indruk zijn woorden op Stientje maakten en schrok niet weinig, zich ijlings terugtrekkend tot in de verste hoek van de biechtstoel.
‘Ik bedoel maar dat… ook een scharminkel… Het verhaal van Saccetti breekt hier trouwens af… de veertiende eeuw – nog voor de uitvinding van de boekdrukkunst… Het einde van het manuscript is zoek geraakt…’
Zo moet ook het einde van dit apofthegma in het duister blijven.
***
Nog eens uit de Liefdesgesprekken van Stientje en Armand. April 2018. Lucas Mariën.
‘… en ja, beste vrienden, dus! Meebrengen: fles wijn en goed humeur.’
Stientje, impulsief, klikte de verzenden-toets aan terwijl ze zich afvroeg: waarvoor leef ik eigenlijk? Trouwens, kon iemand in haar positie zo studentikoos vragen om een fles wijn mee te brengen. Jeugdsentiment? Was het eigenlijk wel verstandig geweest, om in deze stemming een party te organiseren? Maar Coralie Coloratuur van de uitgeverij Het Paradigma scheen niet geneigd te zijn haar, Stientjes, boek ‘Steeds Obscuurder’ uit te geven.
Er betond een roman van Zola, Het paradijs voor de vrouw, over een winkelier met een atelier waarin paraplu’s gemaakt werden. Er komt een warenhuis dat de kleine middenstander de das omdoet. Door het internet dreigde ‘in onze epoche’ de schrijnende ondergang van de literaire wereld waarin zij het zo ver gebracht had. In haar boek had ze de paraplu’s alleen moeten vervangen door romans, de hele traditionele literaire wereld ging om zeep. Het was zelfs zo dat je niet meer meetelde als je ‘gewoon’ romans schreef en die bij een uitgeverij publiceerde. Nee, het moest ‘baanbrekend’ zijn en de bestaande literatuur heette intussen post-literatuur!
Wat had ze al moeten uitstaan omwille van haar uitzonderlijke schoonheid. Zo’n schoonheid is beslist niet alleen een voordeel voor een vrouw. Ze trekt wel de aandacht, maar tegelijk wekt ze bij veel mensen een vorm van agressie. Ze vergelijken en voelen zich te kort gedaan of verzetten er zich tegen dat ze onder de invloed ervan komen.
En wat had ze moeten uitstaan omwille van haar buitengewoon verstand. Grote intellecten waren zelden geliefd.
Soms twijfelde ze zelfs…
Hield Armand echt van haar?
Stientje vroeg zich dat al dagen lang in alle ernst af, door de schuld van Coralie.
Zou Armand ook nog van haar houden als ze Julia heette? Of als ze zo lelijk was als de dochter van professor Daas? Of hield hij alleen van haar omwille van haar talent? Of zelfs – ze kreeg haast een kleur – in verband met… die jarretelles?
‘Ik geloof dat ik het niet zou overleven, als ik jou zou verliezen, Armand,’ sprak ze en nam hem nu bij de hand.
‘Ik ook niet.’
‘Jij ook niet? Bedoel je…’
‘Ik zou het ook niet overleven.’
‘Wat? Dat je dood was?’
‘Dat ook niet. Maar ik bedoelde eigenlijk…’
‘Wat dan?’
‘Als ik jou zou verliezen.’
Stientje slaakte een zucht van ontroering en stormde nog resoluter de wenteltrap op.
‘Hoe kunnen we daarover zekerheid verkrijgen?’
‘Je WIL toch weten dat ik zoveel van je hou dat ik niet zonder je zou kunnen…’
‘Hoe kan dat bewezen worden?’
Zo waren ze onder het houden van de interessantste liefdesgesprekken boven op de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te A. gekomen.
‘Een sprong van hierboven, die zouden we zeker niet overleven. Die zou het grootste bewijs van onze liefde zijn. Kijk mij nog een laatste keer diep in de ogen, je weet dat ik je helemaal toebehoor, Armand. Bewijs het! We springen!’
Hand in hand stonden ze bij de stenen balustrade.
‘Jij eerst,’ moedigde Armand haar aan.
‘Nee, jij eerst.’
‘Ik zou liever nog een beetje wachten.’
Hij liet ook haar hand al los.
‘Ik denk er nu aan dat ik nog een belangrijke telefoon verwacht. Met de redactie…’
‘Pff – de redactie.’
‘In verband met een interview. Ga al maar, ik kom je later naspringen. Samen sterven is trouwens niet nodig, aangezien – zoals ik net al zei… Ik zou het verlies immers niet overleven!’
Hij gaf haar gauw een zoen op haar wang en stormde met twee treden tegelijk de trap af.
Een interview had absolute voorrang, dat vond Stientje ook, zeker als Armand zou kunnen verkrijgen dat die redactie het interview met háár maakte in plaats van met hem. Maar dat andere…
Hoe kon ze ooit zekerheid verkrijgen?
***
Volgens een betrouwbaar onderzoek van de universiteit van N.N. zouden negentig procent van de mensen met een IQ van boven de 150 hun stem uitbrengen voor de politieke vleugel van het Paradigma onder leiding van Eurykleia Coloratuur.
Dit hebben de partijvoorzitters van domlinks – we zullen hun namen niet noemen – pas vernomen als ze samenkomen voor het feestje ter gelegenheid van de naamdag van de lichtroze voorzitter, de feestdag van de Heilige John. Op deze voorzitter is Eurykleia bijzonder gebelgd omdat hij een bewonderaar is van de Opus Dei-‘democratie’ in Spanje.
‘Als nu ook nog de super-intelligente kiezers weglopen,’ klaagt de groene voorzitter, ‘dan blijft er binnenkort niemand meer over om nog voor ons te stemmen. Moeten we niet beginnen zeggen dat dat allemaal fascisten zijn?’
‘Ik blijf optimist, Wouter, en vol vertrouwen in de arbeidersklasse en de toekomst. Maar inderdaad, als dat zo doorgaat, dan halen die binnenkort dus 150 procent van de stemmen!’
‘Nee beste vriend, zo erg is het niet. Ze halen immers niet alles, niet honderd, maar slechts negentig procent.’
‘Slechts 135 procent dus. Gelukkig maar.’
‘Hoezo gelukkig? Dat is nog altijd meer dan de absolute meerderheid.’
‘Hoeveel was die ook alweer? Maar maak je maar geen zorgen. Als er echt niemand meer voor ons stemt, dan organiseren we een betoging.’
‘Wij beiden?’
‘En een fijne staking.’
***
Als sommige elementen in de afpersingsbrieven van DUA de indruk wekken dat hij een farceur is, als het hele drama geregeld het karakter van een farce schijnt aan te nemen, dan dringt de vraag zich op naar de bijbehorende tragedie.
Georg Friedrich Wilhelm Hegel geeft als mening te kennen dat gebeurtenissen van wereldhistorische draagwijdte zich niet zelden als het ware twee keer afspelen. Karl Marx voegt daar aan toe dat het dan de ene keer als tragedie is dat ze zich voordoen, de andere als farce.
Als de afpersingskwestie in de affaire van de RECHTVAARDIGE RECHTERS de farce was, wat was dan de tragedie?
***
Over het scheppingsproces van een kunstwerk is er weinig echt bekend. Johannes Brahms stelt zich het ontstaan van de chaconne uit de partita in d voor viool alleen van Bach als volgt voor: ‘Op één enkel systeem, voor een klein instrument, schrijft die man een hele wereld vol van de diepste gedachten en de geweldigste emoties. Als ik me zou voorstellen dat ik dat stuk zou hebben kunnen maken, hebben kunnen ontvangen, dan weet ik zeker dat de overgrote opwinding en ontsteltenis me krankzinnig zouden hebben gemaakt.’ (Niet gedateerde brief aan Clara Schumann, juni 1877.)
Hierbij valt op te merken dat sommige kunstenaars al blijken van waanzin vertonen zonder dat ze vergelijkbare inspiraties hebben beleefd.
***
Er bestaat ternauwernood een milieu waarbinnen er harder geroddeld en gelasterd wordt als in het wereldje van de literatuur-simulatie in Huichelarije. Deze bezigheden schijnen typisch te zijn voor hofhoudingen van eunuchen.
***
A: Hoé niets is Frank Hellemaalniets?
B: Hellemaal. De naam zegt het zelf.
A: Kan er dan nog iets nietser zijn dan Frank?
B: Hellemaalniets.
A: Ts-ts-ts die Frank. En dan ook nog scribent bij een weekblad waarvan de naam aan uitwerpselen doet denken.
***
Januari 2018. Lucas Mariën.
De voormalige verloofde van Coralie Coloratuur die de Huichelarijse krantenberichten voor ons overloopt, signaleerde dat er nieuws was over Roger van Gheluwe, de voormalige bisschop van Brugge. Wij waren net iets aan het schrijven over het begrip justitie in de context van de diefstal van de Rechtvaardige Rechters in 1934 en over de pogingen in die tijd om de definitiemacht over dat begrip te verwerven.
De pedofiele voormalige bisschop van Brugge had plusminus zestigduizend pornografische bestanden op zijn laptop staan – eerder plus. Tot opluchting van het gerecht, nemen we aan, was dat nochtans geen kinderporno, maar een grote verzameling ‘gewone’ porno. Als het kinderporno geweest was, dan had de rechtbank zich met die laptop moeten bezighouden. Bij gewone porno konden ze hem als irrelevant terzijde schuiven.
De advocate van de slachtoffers beweert dat een deel van het materiaal overduidelijk wél kinderporno is. In mei ’17 eiste ze bijkomend onderzoek, maar de ‘experts van het parket’ zijn er intussen nog steeds niet uit. Denkt die advocate soms dat dat allemaal zo gemakkelijk is? Wie moet al die baarden plakken aan die baardeloze kinnen? Wie moet de platte borsten van kleine meisjes tot weelderige boezems doen zwellen? Zestigduizend bestanden fotoshoppen! – Minder werk zal trouwens de vergroting van de vagina’s hebben opgeleverd. Daarvoor konden ze de foto’s van de autopsie van Julie en Melissa gebruiken. De vagina’s van beide kinderen waren kort voor hun dood monsterlijk opengerekt en misbruikt op een tijdstip dat Dutroux in de gevangenis zat. Dat is beschreven door Gerolf Annemans – ik heb er al naar verwezen:
Hoe ontstaat een apofthegma? Niemand weet het, het IS er plotseling. Het Apofthegma over het Latijn dat ik hieronder publiceer, ik weet niet waar het vandaan komt. Als initiator van een literatuurproject dat zich voor justitie interesseert – en voor juist de afwezigheid daarvan – voel ik me verplicht het op dit moment in het licht te geven, al moet ik een zekere neiging tot autocensuur daartoe overwinnen.
Ten eerste is het waar ik vandaan kom een van de grootste verboden, geestelijken aan de kaak te stellen. De censuurplakkaten van keizer Karel V. leggen daar bijvoorbeeld de nadruk op en in de steeds hernieuwde versies ervan wordt het steevast herhaald. De versie van 26 januari 1560 bijvoorbeeld, verbiedt
‘camerspelen, baladen, liedekens, commedien, batementen en refereynen […] daarinne gemenght zijn eenige questien, propositien oft materies beroerende onse religie oft geestelijcke luyden’ (Ramakers, Conformisten etc. cfr. bibliografie. P. 177.)
Pieter Schudematte – ik geef maar één voorbeeld – was een schrijver die in 1547 op de grote markt in Antwerpen onthoofd werd voor een ballade waarin hij de hypocrisie van de minderbroeders op de korrel had genomen (Ramakers, 176). Bij hem dus meteen ook het motief van de huichelarij, het merg van het katholicisme. Pas Walschap heeft ze tot hét monumentale thema van de onderdrukte sector van de Nederlandse literatuur gemaakt – maar er werd al lang vóór hem over geschreven.
De vervolging van mensen als Schuddematte is opgegaan in het collectief onbewuste. In onze breinen roken nog de brandstapels en stinkt het bloed van de gefolterde dichters. De censorschaar in het hoofd, de organisch geworden censuur die zich op deze breedtegraad als zuurdesem verspreid heeft in het genetisch materiaal, samen met verkapte, verholen vormen van reële censuur van buitenaf – het is dit censuurcomplex dat het ontstaan van een echte literatuur in Huichelarije belemmert.
Als een geval als dat van pedo-bisschop Van Gheluwe bekend wordt, dan zijn ze allemaal oprecht verwonderd: wie had zoiets ooit durven denken? Van een bisschop! De collectieve huichelarij heeft geen snaren genoeg op haar spel, geen opengevallen bek die gapend genoeg is, om haar oprechte verbazing tot uitdrukking te brengen. De huichelaar die op de televisie mag komen doen alsof het schandaal iets volkomen onverwacht is, belastert de literatuur, belastert de martelaren als Schuddematte, Poelgier, Onghena, De Heere en, ja, ook nog Gerard Walschap, de Adelaar van Londerzeel, wiens vervolging op een hoogtepunt was op het ogenblik dat de Rechtvaardige Rechters gestolen werden.
Al wie wel eens een boek gelezen heeft en een zekere graad van ontwikkeling bereikt weet dit en is niet verwonderd.
Het is een constante in de literatuur, van Schuddematte tot Walschap en daar voorbij. Ook andere feilen: simonie, aflaathandel, vraatzucht, inhaligheid – werden bekritiseerd, maar seksuele uitspattingen toch het meest. Literair gesproken zijn die productiever, door het contrast tussen de gepretendeerde heiligheid en de realiteit.
Juist het aspect hypocrisie is literaire winst en leidt tot genoeglijke bladzijden. Het is esthetisch niet te versmaden. Bisschoppen als Van Gheluwe en experts in het herkennen van kinderporno leveren waardevolle onvrijwillige bijdragen.
Deze stand van zaken is de belangrijkste reden waarom de literatuur in de zestiende eeuw uitgeroeid werd. Ondanks die drie of vier grote namen heeft ze zich sindsdien nooit kunnen herstellen. De eerste hindernis die iedere schrijver moet overwinnen is die autocensuur. Hij moet de beperkingen doorbreken die buiten de literaire vorm liggen. Dat geldt natuurlijk ook voor verboden die de jongste decennia door de politiek zijn afgekondigd. Dingen die je niet mag schrijven omdat ze politiek niet opportuun zijn. Maar literatuur is een terrein waarop geen enkele overheid iets te vertellen heeft. Ik heb hierover geschreven in het Traktaat van het Alsof. Literatuur mag alles zolang ze de wetten van de tekstgrammatica respecteert, de enige die ze erkent.
De ballade die aan Pieter Schuddematte het leven heeft gekost bestaat vanzelfsprekend niet meer. Uit de schaarse gegevens die niet versmacht zijn in de folterkelders van de christelijke justitie en die toch nog aan het licht zijn gekomen, springt de driestheid in het oog waarmee dichters als hij de waarheid zegden, ondanks het feit dat dat levensgevaarlijk was. Ze hebben kennelijk geen angst, of hebben die overwonnen. De bravoureuze doodsverachting waarmee Poelgier reageert als hij hoort dat ze hem willen onthoofden: waar moet ik dan mijn hoed op zetten? Een hele rederijkerskamer die de tekst van een in beslag genomen toneelstuk gaat terug-eisen bij de overheid. Met grandeur trotseren ze de inquisitie. Een held is iemand die doet wat hij het juiste vindt in de wetenschap dat de afloop voor hemzelf fataal zal zijn. Verschillende rederijkers geven de indruk dat ze hun buik zo vol hadden van het moeten huichelen dat het hun niet meer kon schelen wat er met hen gebeurde. Liever dood dan zo te moeten leven. Maar de mens schijnt ook niet te kunnen leven onder een bestendige terreur en doodsangst zonder dat er een zekere gewenning optreedt, en verachting.
Het komt erop aan deze heroën op een ecologisch-klassieke manier weer tot leven te wekken. We kunnen hun werk niet meer doen oprijzen uit de as, maar de geest ervan. We kunnen restitutie proberen te doen van alles wat door beulszwaarden en brandstapels ongeschreven is gebleven. Van alle met bloed doordrenkte, in bloed gesmoordeliteraire mogelijkheden.
Ten tweede: literatuur is niet wat daar in Huichelarije voor doorgaat. Is niet: ingebed, impotent, onbeduidend geneuzel. De vroomste lispelaar, de sukkelachtigste sok en de kwijlendste droppelaar schijnen er te verwachten dat de kunst voor hún plezier bestaat. En zijn verontwaardigd als erop gewezen wordt dat er geen kunst bestaat van een zo verachtelijk niveau dat deze zompig soppende soutanes er iets aan hebben. In werkelijkheid is literatuur juist wat ze niét graag hebben, deze schimmelig dempige lange onderbroeken van de hypocrisie. Zij zijn stof, materiaal. Voor de rest hebben ze met kunst niets te maken.
Literatuur is als de godin van het recht, Dike, die bij Zeus de ongerechtigheden van de mensen aanklaagt en straf vordert. Bovendien, zo staat geschreven ‘registreert ze hun fouten op Zeus’ tafelen’.
Een ‘schrijver zoals het hoort’ heet het bij Lucianus, is een Δικαιος συγγραφεύς, een schrijver die in overeenstemming is met Dike, die Dike toegewijd is. Het is de eigenlijke les van de Rechtvaardige Rechters.
Apofthegma over de Latijnse les.
Kunt gij zeggen wat ik hier nu vast heb, Frank? fluisterde pater Staf met honingzoete stem. Toch wist Frank het niet. Zijn mama had hem verboden over die dingen te praten en zelfs na te denken.
‘Wat ik tussen mijn twee vingers heb?’ teemde de pater zo vriendelijk dat Frank, zelfs al betwijfelde hij of er mensen bestonden die van hem konden houden, nooit of te nimmer zou kunnen twijfelen aan de liefde van de pater.
Maar Frank kende nog altijd niet het antwoord op de vraag van de pater.
‘Wel dan Frank,’ sprak de pater vol ijver voor Franks vorming, ‘dat is nu uw roede, Frank. Zeg het mij na, Frank…’
Gehoorzaam lispelde Frank: ‘Dat is nu uw roede, Frank.’
‘Nee, Frank, niet mijn… gij moet dat mutatis mutandis veranderen. Zeg dus niet: uw maar mijn… MIJN roede!’
‘Uw roede,’ zei Frank, maar pater Staf liet daarom zijn piemel nog steeds niet los, zozeer overweldigde hem het plotselinge inzicht dat Frank de uitdrukking mutatis mutandis niet begrepen had, en hij hem ook nog Latijnse les zou moeten geven.
Om ervoor te zorgen dat alle functies van deze website naar behoren werken, gebruikt deze website cookies.
Deze cookies bevatten geen persoonlijke info en zijn niet gevaarlijk. Daarnaast kunnen cookies gebruikt worden om
bezoekers te analyseren teneinde u en andere bezoekers een nog vlottere website navigatie te mogen bieden. Indien u verder
gaat, nemen wij aan dat u akkoord gaat met het gebruik van cookies. Cookie InstellingenAanvaarden
Privacy & Cookies Afspraken
Privacy Afspraken
Deze website gebruikt cookies, om een vlottere navigatie te kunnen bieden aan de gebruiker.
Wat de gebruikte cookies aangaat, de cookies die worden gezien als noodzakelijk worden opgeslagen in de browser
omdat ze nodig zijn voor de werking van de basis functies die de website bied.
We gebruiken ook derde partij cookies die ons helpen te analyseren hoe de bezoeker onze website gebruikt.
Deze cookies worden alleen in de browser van de bezoeker opgeslagen als de bezoeker daar toestemming voor geeft.
De bezoeker hoeft niet toe te stemmen in het aanvaarden van cookies maar een vlotte navigatie doorheen de website kan dan niet worden gegarandeerd.
Sommige cookies zijn essentieel om de website vlot te laten werken. Deze categorie cookies verzekeren de basis functionaliteit en tevens de veiligheid van de website. Deze cookies onthouden geen enkele persoonlijke informatie.