Tussenbouw en post-literatuur. N.a.v. “Schadow”.
29 mei 2018. Eurykleia & Coralie.
4 juni 2018. 22 september 2019.

Ontwerp: Jacob Teirlinck.
“Van Eyck, een echt genie, keerde terug naar
de natuur. (…) Zo is hij ononderbroken
verwikkeld in
een gevecht tegen de geest van zijn tijd.”
Arthur Schopenhauer
Nooit eerder moedigde een schrijver de Huichelarijse literatuurkritiek met meer sympathiserend medeleven aan om het niet op te geven.
Om niet af te laten te proberen zijn boek te begrijpen.
Lucas Mariën, wij je trouwe medewerkers Coralie en Eurykleia Coloratuur, we moeten wel je roman verkopen, maar we mogen geen recensie-exemplaren uitdelen?
Nee, natuurlijk niet. Het is heel die intermediaire sector die de boel belazert. Tussen de schrijver en de lezer staan intussen recensenten, redacteuren, literatuurprofessoren, lectoren, zielzorgers, stroomlijners – herinner je dat Congress of Cultural Freedom van de CIA ook, Coralie, je hebt er zelf over geschreven. https://hetparadigma.eu/2018/02/28/innerlijk-leven-van-het-vijgenblad/ ‘Sla hem dood, hij is een recensent’, zegt Goethe in een beroemd gedicht. Ik heb lang in tweestrijd gestaan. In geval van twijfel laat ik de wetten van de literatuur altijd prevaleren op die van de mensen. Ik had dus een stevige meidoornknuppel gesneden, uit zo’n haagkant, en ik ging een recensent staan opwachten, maar die dag kwam er juist geen, of hij had zich verkleed. Intussen heb ik het gevoel, met die digitale mogelijkheden die we nu hebben, dat de ‘officiële’ literatuur met de dag irrelevanter wordt. Ze kunnen recenseren wat ze willen. Maar het waren wel die intermediaire structuren… Oswald von Nell-Breuning, de nog steeds invloedrijke jezuïet, specialist van de katholieke maatschappijleer, die schrijft daarover, over het beïnvloeden van de tussenpersonen. De echte intellectuelen kun je niet krijgen, die zijn niet katholiek, is de idee. Ergo organiseer de tweederangs, de tussenpersonen die de eersterangs stokken in de wielen kunnen steken. Ik heb ooit iets gelezen over de KGB, de geheime dienst van de Sovjets indertijd. Die rekruteerde bij voorkeur ook mislukte existenties, geschonden individuen, getraumatiseerden. Die waren als eersten bereid om als agenten en verklikkers te werken. Melissa Baghijn is trouwens ook begonnen met een ‘dichtbundel’ van de soort die we kennen, https://hetparadigma.eu/2017/08/28/uit-reynebeaus-lyriek/, alvorens ze een van de gevaarlijkste agenten van Opus Dei en de CIA werd.
Intermediairs zijn de hefboom om het culturele leven te beïnvloeden. En die koop je met functies, met mogelijkheden om iets te verdienen, met networking of hoe dat tegenwoordig allemaal heet.
2
Iemand als Kristien Hemmerechts, hevig bekoord door de charmes en de intellectualiteit van Herman de Coninck, is zo’n schrijfster die dan zelf probeert de tussensector te bespelen. Me too heeft ze gedacht. Dat is juist het verschil met echte schrijvers als bijvoorbeeld Willem Frederik Hermans. Bij Hermans zie je steeds die angst dat de indruk zou kunnen ontstaan dat het iets anders zou zijn dan zijn werk, waarop zijn roem steunt. Iemand als hij wil het maken als schrijver. Stientje daarentegen geeft te kennen dat ze geen vertrouwen heeft in eigen talent en werk. Door zich te liëren met De Coninck, anders doe je zoiets niet. Als schrijver kón ze het niet maken. Maar ze had haar hartstocht voor Herman tóch moeten bedwingen, daar is niets aan te doen. Het zich ontzeggen, de Entsagung is een thema dat bij Goethe eigenlijk altijd aanwezig is. Hij was daar ook een meester in, in het uit de weg gaan van wat een nadelige invloed zou kunnen hebben op het scheppingsproces, op de hele literaire gang van zaken.
Dat Herman de Coninck die activiteiten met die jarretels zo opgeruimd beschreef en uitbazuinde, dat had Kristien bij voorbaat moeten weten. Wie bij de hond slaapt, zegt de volksmond, die moet niet verbaasd zijn dat hij vlooien krijgt. Echte talenten zijn daar tegen gewapend. Ze laten zich niet in met zo iemand. Ze zullen er zelfs voor zorgen dat ze worden tegengewerkt, dat ze genoeg vijandschap wekken – en die tegenstand dan overwinnen tot meerdere roem van de kunst.
Stientje had er bovendien aan moeten denken dat ze, als ze voor een schrijfster wou doorgaan, dat ze dan de literatuur ook moest representeren.
Ik heb trouwens gelezen dat ze zich écht door hem liet tutoyeren. Dat is toch alleen maar denkbaar in een land waar geen literaire cultuur bestaat, waar ze alleen dat katholieke alsof kennen, het Zwarte Paradigma.
De manier waarop literatuur het publiek bereikt, de hele sector van uitgeverij, van de zogenaamde kritiek – we zijn daaraan gewoon geraakt, maar het is geen ijzeren natuurwet. Die hele tussenbouw is in feite bijkomstig. Wolfram von Eschenbach ging van burcht tot burcht om zijn meesterwerken voor te dragen en zijn publiek waren hoofdzakelijk vrouwen. De mannen waren bezig met de jacht of het doodknuppelen van lijfeigenen. Niettemin was Wolfram tevreden met die dames, hij schreef voor hen. De uitgeverswereld bestond niet, maar dat maakte kennelijk niet uit. Het was een literatuur die functioneerde.
Maar het volstaat niet om de intermediaire structuren buiten spel te zetten. Het gaat ook om grote principes, om de aantasting van de fundamenten van de kunst de voorbije decennia, het uitgeven van het surrogaat voor het echte.
3
Woorden en begrippen zijn vatbaar zijn voor verdraaiing, manipulatie, gewoontevorming. Allerlei invloeden zetten zich als sediment op ze vast. Ze worden onherkenbaar van de aangekoekte ballast.
De neostructuralisten waren erg begaan met deconstructie. Ze spoorden ideologische en andere bijmengsels van begrippen op en toonden aan dat betekenissen niet gratuit waren, maar dat er vaak machtsfactoren een rol in speelden. Voor hen bestonden er ook geen feiten, alleen interpretaties. Voor een klassieke kunstopvatting is dat een onvruchtbare invalshoek – het is romantisch. ‘Iets is, en als iets is, is het waar. Maar als iets niets is, dan is er alleen maar herrie.’ (Willem Frederik Hermans: Scheppend Nihilisme, p. 189)
Ondanks de massieve steun voor het neostructuralisme en het postmodernisme bleef een deel van de Duitse filosofie sceptisch. Het postmodernisme met name was al gauw gewogen en te licht bevonden. In filosofische kringen werd het afgedaan als ‘meer iets voor sociologen en literatuurwetenschappers’ dan voor echte denkers.
Het was nochtans een literatuurwetenschapper van de Humboldt-universiteit, Klaus Laermann, die een van de dodelijkste pijlen afschoot, een stuk met de onvergetelijke titel ‘Lacancan und Derridada’, en het bleef ook voor de rest rommelen. Manfred Frank schreef een kritisch werk over het neo-structuralisme. Ook jongere filosofen in Italië (Maurizio Ferraris) en Duitsland (Markus Gabriel) springen de jongste jaren voor een nieuw realisme in de bres.
Iemand van de oudere generatie die ik speciaal wil vermelden was de filosoof Wolfgang Marx, die hoogleraar was in Bonn. Hij probeerde het denken te redden, uitgaande van de kritiek van Kant. Een opmerkelijk boek van hem[1] is gewijd aan de negatieve en vervreemdende invloed van de kunstfilosofie op de kunst.
Jacques Derrida poneerde intussen dat verdraaide, verwaterde begrippen niet gered of gerestaureerd konden worden. Ze blijven altijd hopeloos bezoedeld en een oorspronkelijke, onaangetaste betekenis is volgens hem niet meer te achterhalen.
Ludwig Wittgenstein had daarentegen het bad van de alledaagse taal aangeprezen om de taal te ontslakken, om weer door te dringen tot de kern, tot de levende substantie ervan. Met behulp van die alledaagse, gewone taal zou er een schoonmaak mogelijk zijn, zou de van filosofische en andere jargons bevrijde taal ons weer in verbinding kunnen brengen met het ware. Het is met woorden als met vogels die het slachtoffer geworden zijn van een oliepest. In de Derrida-optie zijn ze verloren; volgens Wittgenstein kunnen ze schoongemaakt en gered worden, dankzij de gewone taal.
De geredde vogels: dit is het symbool van de ecologische klassiek, die het vervalste beeld van de literatuur zoekt te saneren met behulp van de ideeën van schrijvers die verstand hadden van hun vak. Weg met het jargon van filosofie en literatuurwetenschap, terug naar de ervaringen van de dichters zelf – de Ars Poetica van Horatius, de brieven van Gustave Flaubert, de opstellen van Giacomo Leopardi – er is zo veel.
Voor een klassieke kunstopvatting kan in kunst niet alles vloeiend zijn. Er is een vaste kern. Niet alleen het gebruik bepaalt de betekenis, er is iets dat daaraan voorafgaat. De ecologische klassiek beoefent een archeologisch schrijven: al schrijvend de heilige, eeuwige, onveranderlijke wetten van de literatuur blootleggen. De ware ideeën over deze kunst ecologisch aanpakken, zoals de te redden vogels.
Iedere klassieke kunst heeft dat in feite voorgedaan.
Willem Frederik Hermans leidt ons naar het zuiverste, het hoogste, de klassiek van Weimar, de Grieken. Er is geen verworvenheid, het is een opgave. Het is de remedie tegen de post-literatuur.
Ook de machtige figuur van Jan van Eyck is een leraar in kunstzaken.
4
Voor de Huichelarijse kritiek is mijn roman Schadow intussen te hoog gegrepen. Ze slagen er nu al honderd jaar niet in Van Ostaijen te recipiëren, Walschap ook niet. Bij Hugo Claus is het weer anders, daar gaat het om óver-receptie: bij die ontdekken ze steevast literaire kwaliteiten die er niet zijn. Literatuurwetenschappers van de universiteit van Antwerpen zitten vroom geknield en innerlijk ontdaan voor de grot als eenvoudige herderskinderen in Lourdes. Als ze maar lang genoeg op hun knietjes blijven zitten, krijgen ze die verschijningen. https://hetparadigma.eu/2017/09/29/hugo-claus-charlatan/
Het is uitgesloten dat ze van Schadow veel zullen begrijpen. Zelfs als ze niet corrupt zouden wezen – ze zouden gewoon het verstand niet hebben. Ze weten niets, zijn niet belezen, niet thuis in literaire debatten. Kom hun niet af met de anti-Prometheus, ze weten niet wat dat is, wat dat cultuurhistorisch betekent. Of wat een klassieke roman is. Bijvoorbeeld De Française van Walschap, een mijlpaal in de Nederlandse literatuur, na het verdict van Hermans dat er nog geen Nederlandse klassieke roman bestond. Kort daarop Walschap dus, toch een spectaculaire gebeurtenis! https://hetparadigma.eu/2017/05/22/hermans-walschap-klassiek/
Maar om dat te zien, om het spectaculaire te begrijpen, heb je een zekere dosis verstand nodig, een bagage die ze niet hebben, vakkennis, belezenheid.
Dat is zoals een componist moet kunnen inschatten of een bepaald ensemble een bepaalde passage zal kunnen spelen. ‘Wat u daar geschreven hebt is onspeelbaar op een trompet,’ zei een trompettist eens tegen Beethoven. Die pakte nogal eens een post! ‘Wat kan mij jouw ellendige trompet schelen,’ riep de componist. Zo ben ik dus niet. Ik moedig aan en geef raad: leer eerst eens noten lezen, gooi die Humo-boekjes eens buiten, zet die popmuziek af… Ik weet dat het dan nóg te moeilijk is, maar ik stimuleer tenminste. Geen professor kan dus kwaad op me zijn.
Dank zij het internet kan iedereen al die amateurs nu missen. De geëmancipeerde lezer die dat wil kan onze boeken zelf vinden, en meer is er niet nodig. Dat is de manier waarop literatuur functioneert – niet de namaak die daar in Huichelarije voor doorgaat.
Onze website levert genoeg materiaal, hoop ik, om er zin in te krijgen, om nieuwsgierig te worden naar onze producties. Wie die prikkels niet aanvoelt, zal aan Paradigmaboeken ook niets hebben. Toen ik veertien jaar was heb ik voor het eerst een boek van Walschap gelezen. En ik wist meteen dat ik rust nog duur meer zou kennen, zolang ik niet álles gelezen had wat die man geschreven had. Zo vergaat het echte lezers, de lezers die mij interesseren.
Mensen leren elkaar kennen. De meesten zeggen je niets. Af en toe ontmoet je iemand met wie je nader kennis zou willen maken. Zo is het ook met lezers en schrijvers. Dat is alles.
——————————————
- Wolfgang Marx: Ästhetische Ideen. Untersuchungen über die Grundlagen einer Theorie der Kunst. Bonn 1981. ↑