Detectivebord, alfabetisch: B

 

In het Sylter Archiv bevindt zich een foto-met-opdracht van Jos de Beer, conservator van het museum Sterckxshof in Deurne, “aan Lt. H. Koehn”. Koehn moet op dat moment al majoor zijn geweest. De foto is niet gedateerd, maar wel het “borstbeeld” van “Beeldhouwer Ed Veryecken” dat de schenker De Beer vereeuwigt en dat van juli 1944 zou zijn. Dat is de maand waarin Koehn terugkeert naar Duitsland, kort daarop zal hij afzwaaien. Op het moment dat wij die foto wilden kopiëren – eeuwen geleden – beschikten we alleen over een fotokopieermachine van het gemeentehuis van Westerland op Sylt. Excuses voor de slechte kwaliteit.

Kennelijk hebben Koehn en De Beer langere tijd contact met elkaar gehad. Volgens de opdracht van de “Museumsdirektor” (aldus Koehn, achter op de foto) was er zelfs sprake van “vier jaren wederzijdsche dienstbetoon” (zo staat het er; cfr. foto, verso).

De Beer was afkomstig van Wetteren en had Arsène Goedertier gekend. Anderzijds was hij al sinds 1895 weg uit zijn geboortedorp. Hij beschrijft Goedertier als “een fantasierijk man, maar niet de dader van de diefstal”! Goedertier zou veeleer een “tussenpersoon” of “bemiddelaar” zijn geweest. (Cfr. MoK II, 308.) Hier krijgen we weer eens de versie “bemiddelaar” te horen – die ook Koehn tot de zijne zou maken; die ook de versie van Julienne Goedertier was, van Arsènes broer Valère en tenslotte van Robert Senelle – grondig gedocumenteerd bij Paul de Ridder in “De RR terug van weggeweest”, Gent 2020.

Volgens de opdracht op de foto moeten er dus meerdere ontmoetingen tussen De Beer en Koehn hebben plaatsgevonden, vier jaar lang. Wat dat “wederzijdsch dienstbetoon” behelsde – we hebben er het raden naar. Waarschijnlijk hebben ze het vaker over de RR gehad, Koehn zal de getuige penibel hebben uitgevraagd, hebben geconfronteerd met andere gegevens die hij bij andere getuigen had verzameld… De schenking van de foto met de opdracht op de valreep van Koehns definitieve vertrek naar Duitsland wijst wel op een zekere warmte in die relatie. We hebben er al op gewezen dat Koehn een aimabel man was, die met zowat iedereen (Julienne Goedertier, Max Winders…) goed kon opschieten. Er is een aantekening van Koehn dat hij bij De Beer op bezoek was in juli 1943. Hij had toen al verbod gekregen om zijn onderzoek in de affaire RR voort te zetten, maar hij heeft dat bij verschillende gelegenheden aan z’n laars gelapt. Voor zijn definitieve terugkeer naar Duitsland heeft hij verschillende Vlaamse kennissen een soort afscheidsbezoek gebracht. De datum van de sculptuur op de foto wijst erop dat De Beer een van hen was.

De Beer was ook de man die tegen Koehn beweerde dat Monseigneur van den Gheyn wist waar de RR zich bevonden: “U zult zien, na de dood van die kanunnik komt het paneel weer te voorschijn.” (Naar MoK II, 308.)

Bovendien zouden Van Puyvelde en Renders bij de zaak betrokken zijn. We hebben dit al even aangestipt: Detectivebord: steekkaart Renders – godin van het Recht.

De foto van het borstbeeld met opdracht aan Koehn; verso.

 

Via De Beer was er ook een contact naar de abdij van Dendermonde. Ik heb in Antwerpen een man gekend – die overleden is; ik kan hem geen bijkomende vragen meer stellen – die bevriend was met een pater van de abdij van Dendermonde met wie ook De Beer bevriend was. Als de pater bij De Beer op bezoek ging, werd ook mijn kennis uitgenodigd voor het gezellig onderonsje. De abdij van Dendermonde duikt in de Affaire telkens weer op.

24 januari 2021.

LM