Steekkaart: Recht 2.1.

 

Steekkaart RECHT 2.1.

Coralie Coloratuur. 17 december 2018.

Bij het recontextualiseren van de affaire van de Rechtvaardige Rechters komen we er niet onder uit om ons tot op zekere hoogte te verdiepen in rechtsfilosofie. Nemen we een wetsartikel dat strafbaar stelt dat vrouwen ‘s nachts op een bezemsteel wegvliegen om op een berg gemeenschap te gaan hebben met de duivel in de gedaante van een bok. Zulke wetsartikelen, of gelijkaardige, hebben bestaan. Er zijn ook mensen die zouden willen dat de mohammedaanse scharia bij ons wordt ingevoerd – zoals anderen een (nog) grotere conformiteit van de wet met de katholieke moraal wensen – bijvoorbeeld in verband met euthanasie, abortus, homohuwelijk etc. Maar bestaat er überhaupt een ‘goddelijk recht’, of bestaan er rechtsprincipes die tot de menselijke natuur behoren, die de meeste mensen aangeboren zijn? Kortom, bij de meeste rechtsvragen komen er ook kwesties van algemeen filosofische aard om de hoek kijken. Hoe D.U.A., de schrijver van de afpersingsbrieven in de Rechtvaardige Rechters-affaire van bij het begin zulke rechtsfilosofische vragen oproept hebben we te berde gebracht in: https://hetparadigma.eu/2018/01/23/detectivebord-steekkaart-recht-1-algemeen/

en https://hetparadigma.eu/2018/02/18/detectivebord-steekkaart-ontgaan-1/

en https://hetparadigma.eu/2018/02/07/detectivebord-steekkaart-ontgaan-2/.

Na de eerste wereldoorlog is het land van Van Eyck en Bruegel het strijdtoneel geworden van een verbitterde strijd tussen een middeleeuwse rechtsopvatting zoals die werd voorgestaan door Thomas van Aquino, en een wereldse, die juist in die naoorlogse jaren nieuwe impulsen krijgt. Voor het eerst sinds de val van Antwerpen gaan er kritische stemmen op die niet meer volledig genegeerd kunnen worden. En die bovendien – althans op het intellectuele terrein – een voorlopig einde maken aan de feodaliteit. Paul van Ostaijen en zijn entourage dagen de Thomas-fractie uit. Na de dood van de dichter neemt de jonge Gerard Walschap de fakkel over en thematiseert uitdrukkelijk de tegenstelling tussen het neothomisme en de filosofie.

Sinds de Franse Revolutie speelde de katholieke kerk nauwelijks nog een rol in de hogere cultuur. Bijna honderd jaar lang zijn banvloeken en gejammer het enige antwoord dat het obscurantisme op de verlichting weet te verzinnen – de verlichting, waarvan enkele grote principes zich langzaam doorzetten in de belangrijkste landen, zonder dat daarvoor nog toestemming wordt gevraagd aan Rome. Het was paus Leo XIII (1878-1903) die inzag dat verketteren niet meer zou helpen en die het geweer van schouder verandert: vanaf de jaren 1890 wil hij zich met de republikeinse, laïcistische, maatschappij arrangeren. Deze operatie wordt betekend met het Franse woord ‘ralliement’, wat we in dit geval best met ‘arrangement’ kunnen vertalen. Lucas Mariën vergeleek dat arrangement met de wolf in het sprookje, die krijt vreet om zijn stem voor de zeven geitjes oma-achtiger te laten klinken. Ik beperk me hier tot het verwijzen daarnaar in zijn ‘Tractaat van het Alsof’ (cfr. Alle lust wil eeuwigheid. Het Paradigma 2017). De versoepeling naar buiten, naar de wereld toe ging gepaard met een verstrakking binnen het instituut. Er werd een campagne opgezet tegen de grootste vijand: de moderne, kritische filosofie. Aan universiteiten en hogescholen waar de kerk invloed had werden zuiveringen doorgevoerd. Professoren die ervan verdacht werden niet recht in de leer te staan werden ontslagen. Het regende publicatieverboden – meer over dit alles in: Pierre Thibault. Savoir et Pouvoir. Philosophie thomiste et politique cléricale au XIXe siècle. Québec 1972.

Tegelijk werd in Leuven het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte opgericht, dat het centrum moest worden vanwaar de totale ommekeer in de filosofie zou uitgaan, dat de ruggelingse utopie van het ‘herstel’ in het werk zou stellen: ‘Promouvoir la philosophie médiévale contre le rationalisme.’[1] Het Institut Supérieur zou de motor zijn om de klok terug te draaien tot vóór de verlichting en zelfs tot vóór de reformatie. Leuven zou het bastion en het bruggenhoofd worden van een nieuwe contrareformatie. De middeleeuwen tegen de moderne wereld. ‘Herstel’ is een sleutelwoord in die tijd. De opvolger van Leo XIII, Pius X koos als wapenspreuk ‘Instaurare omnia in Christo’ – alles herstellen in Christus. Deze Pius X werd door Willem Frederik Hermans genoemd de ‘voorzeker (…) meest reactionaire twintigste-eeuwse paus, grondlegger van het tegen het modernisme gerichte integralisme’ (Hermans VW 13, 134). Maar of hij echt de ergste geweest is?

De eerste wereldoorlog is een cesuur. Voor minstens vier jaar valt alles stil. Een symbool hiervoor zou je de bouwgeschiedenis van de basiliek van Koekelberg kunnen noemen. Van dat ‘nationale heiligdom van België’ (initiatiefnemer is volkerenmoordenaar Leopold II) werden de fundamenten gelegd in 1905-1909, en er werd gebouwd naar een neogotisch plan van Pierre Langerock. Het schoot niet goed op, er was voortdurend geldgebrek. Dan komt de oorlog, en daarna is dat neogotische plan obsoleet geworden, ‘verouderd’. Er worden nieuwe plannen gemaakt, ze beginnen opnieuw te bouwen in een stijl die ze, minder verouderd, geloof ik, neo-byzantijns noemen.

De jaren die aan de diefstal van de Rechtvaardige Rechters voorafgaan worden gekenmerkt door een massieve campagne om het neothomisme door te zetten. Ik heb elders al eens Jozef Muls geciteerd – die een soort katholieke parade-intellectueel was, die ze dus presentabel vonden. Tijdens deTweede Wereldoorlog was hij kabinetschef met een kantoor in hetzelfde gebouw als waarin Henry Koehn en de Kunstschutz zaten. Muls schreef dus over die jaren ‘20: ‘Wie niet dichtte, dweepte met de thomistische wijsbegeerte. Ik die aan de voeten van den vader van het neo-thomisme, Kardinaal Mercier, had neergezeten en er mijn wijsbegeerte had opgedaan (…), zou er nooit aan gedacht hebben dat er damesconferenties moesten worden ingericht om Sint-Thomas te verklaren.’[2]

Kardinaal Mercier is in de eerste decennia van het bestaan van het Hoger… laten we maar bij Institut Supérieur etc. blijven, want dat ding was volledig Frans, eventueel nog Latijns – Nederlands kwam er niet in voor, het volstond al dat de Vlaamse belastingbetaler het mocht financieren. Mercier dus, le Grand Juste, op wiens persoon en rechtsopvatting we ingaan in Steekkaart ‘Recht’ 2.2.

De uitvinding en het doorboksen van een eigenlijk al eeuwen achterhaalde filosofie is een van de saillante kapittels uit de occulte geschiedenis van het sympathieke landje dat we hier immers beter willen leren kennen. Maar er kwam dus een reactie, voor het eerst sinds 1585 een echte, en het probleem van het recht/ius en de orde van de godin Dikè werd uitdrukkelijk ter sprake gebracht. Deze reactie behandelen we op de Steekkaart ‘Recht’ 2.3.

 

C.c.A.e.d.

 

________________________________________

  1. Pierre Thibault: Savoir et Pouvoir. Philosophie thomiste et politique cléricale au XIXe siècle. Québec 1972. P. 44.
  2. Jozef Muls: Werk. Diest (Pro Arte) 1942, p. 107.