Hermans’ vijandig verzwijgen van romantici.

April 2018. Lucas Mariën.

 

Schutting bouwwerf ‘Romantiekmuseum’ naast Goethehuis Frankfurt, september 2016.

 

Wat betékent eigenlijk ‘lelijk als de nacht’, Frans?’ vroeg prof. Daas indringend. ‘Mijn dochter

Imelda… ik bedoel…Transcendentaal gesproken… Bovendien: is de nacht wel

lelijk? Dat vraag ik me af, Frans, en ik niet alleen. Denk maar

aan de ‘Hymnen aan de Nacht’, van Novalis, een romanticus immers.

Zo’n romantische dichter zou jij nu ook moeten worden.’

(Fragment, ongepubliceerd.)

 

 

Willem Frederik Hermans heeft meer dan eens verwezen naar de natuurwetenschappelijke activiteiten van Goethe als bron van inspiratie voor hemzelf. Hij is natuurlijk in de eerste plaats onder de indruk van Goethes onderzoek op het gebied van de geologie, en hij erkent dat de olympiër niet zonder invloed is geweest op zijn eigen keuze voor dat vak.

Maar ook met een andere schrijver-geoloog voelt hij zich verwant: met Rudolf Erich Raspe, de schepper van de ‘Baron von Münchhausen’, uit wie ‘misschien een Goethe had kunnen groeien’, maar die in de plaats daarvan een ‘grote onbekende’ bleef. Ik heb in dit verband eerder gewezen op ‘ondergrondse’ sympathiebetuigingen voor de klassiek en aversie voor de romantiek.

In ieder geval interesseert Hermans zich uitdrukkelijk voor schrijvers die ook geoloog waren. Een grote aposiopesis, reticentie, verzwijging lijkt dan ook die van Friedrich von Hardenberg, die zich Novalis noemde, die een voorvechter en baanbreker was van de romantiek. In zekere zin is Novalis de romanticus bij uitstek. Én hij was geoloog, had gestudeerd aan de in die tijd toonaangevende academie voor mijnbouw in Freiberg in het Ertsgebergte en oefende ook een leidinggevend beroep uit als echte geoloog. Maar voor hem schijnt Hermans zich niet te interesseren, hij wordt ternauwernood ooit vermeld in dat gigantische oeuvre.

De belangrijkste literaire invloed op Hermans is niet de Franse, zoals hijzelf aanneemt, maar de Duitse. In bepaalde periodes heeft hij zich intensief beziggehouden met Freud en Schopenhauer; andere denkers hebben hem een leven lang begeleid: Nietzsche en Wittgenstein. Er zijn geen vergelijkbare Franse voorbeelden, met wie hij zulke levenslange innerlijke dialoog voert.

Misschien is de Franse invloed groter als je het begrip ‘literatuur’ eng interpreteert, zoals het hoort, als zuivere bellettrie, lyriek, epiek, drama – maar zelfs dan!

Als toonaangevende leraren, vooral in zijn jeugd, geeft Hermans Heinrich von Kleist aan, en Theodor Storm. Voor Friedrich Hölderlin maakt hij herhaaldelijk reverences. En zelfs Christian Dietrich Grabbe en diens uitspraak dat wellicht de hele wereld ‘alleen maar uit gezwets’ bestaat, krijgen bij hem een plaats. Daar hoort ook Wilhelm Hauff nog bij en diens novelle ‘Das Steinerne Herz’.

Alle vermelde schrijvers uit de biedermeiertijd hebben gemeen dat ze eigenlijk on-romantische romantici zijn, het spectaculairst misschien Hölderlin, die te midden van de romantiek en tenminste als dichter, in litteraribus, een Grieks ideaal nastreeft – of wat hij daarvoor hield. Het zijn dichters die buiten de eigenlijke romantiek blijven staan, die niet of maar in geringe mate door de romantiek besmet zijn.

Maar die anderen dan? De echte romantici, de protagonisten van de ‘Romantische School’ van Heine – een van de eerste beschrijvingen van de beweging.

Die worden door Hermans doodgezwegen.

Geen Brentano bij hem, geen Arnim, Eichendorff, Tieck gebroeders Schlegel… die bestaan niet, ze komen in zijn wereld niet voor.

Er is geen sprake van dat Hermans deze misschien grotendeels vergeten romantici niet gekend zou hebben – als schrijvers vergeten dan, niet als romantische samenzweerders tegen de kunst en als holle herrieschoppers – zo zag ook Goethe ze. Maar ze staan om te beginnen al in de bloemlezing van Hugo von Hoffmannsthal die Hermans’ zusje Cornelia op haar achttiende verjaardag cadeau kreeg en die na haar dood overging in zijn bibliotheek.

Ik heb met hem over Heine gesproken. Heine, die eigenlijk ook tot de on-romantische romantici behoorde, tenminste na zijn beginperiode. Maar niemand hoefde Hermans ter zake te souffleren.

Ik kwam onverwacht met een zeer concrete vraag op de proppen. Geen sprake van eerst nog iets te moeten naslaan of zo, nee. Hermans begint meteen te oreren. Hij had die tekst volkomen paraat. En niet alleen de tekst. Die had ook een plaats gekregen in zijn eigen literaire apparaat, hij was door hem ‘gecontextualiseerd’, opgenomen in zijn eigen literaire persoonlijkheid. Ik zal het materiaal in verband met dat interview publiceren in mijn eerste Hermans-boek, als het er nog bij kan. Anders publiceer ik het apart, hopelijk, wellicht, nog dit jaar.

Misschien is Hermans’ aversie tegen de ‘romantische romantiek’ een van de redenen waarom zijn flirt met het surrealisme toch wat afstandelijk bleef en nooit tot een echt serieuze binding leidde. De surrealisten, met name Breton en ook Aragon, voelden zich aangetrokken tot Novalis en Arnim en zochten bij hen inspiratie voor dat nachtelijke, dat vloeiend uitwaaierend fantastische, voor die metastasen vormende psychische toestanden – voor wat ze ‘het wonderbaarlijke’ noemden. Maar Hermans’ surrealisme is eigenlijk klassiek.

 

Bij de foto:

Een affiche op de schutting rond de bouwput naast het geboortehuis van Goethe ‘am Hirschgraben’ in Frankfurt am Main, september 2016.

Er wordt een museum voor de romantiek aangekondigd. Vlak naast Goethes geboortehuis dus, en ze proberen ‘ook’ (cfr. affiche) Goethe daarbij te betrekken. Hetzelfde lot is trouwens ook Nietzsche al vaak beschoren geweest, hoewel beide grote geesten de romantiek vehement hebben bestreden – Nietzsche geeft als een van de redenen voor zijn toorn tegen Wagner bijvoorbeeld aan dat die ‘romantisch’ is in plaats van dionysisch. Goethe noemt de romantiek gewoon ‘ziek’.

Is het niet net alsof Duitse publicisten zich schuldig voelen en ze derhalve fatsoenlijke genieën met geweld in de buurt van de romantiek willen brengen, om die hele stroming goed te praten?

(Nijpende vraag: is de andere moderniteit van Willem Frederik Hermans eerder dionysisch dan klassiek? Is de hele ecologische klassiek dan misschien ook dionysisch? – Blijft u ons volgen.)