Trek. Je. Plan.

September 2016. L.M./ Coralie Coloratuur (passieve auteur).

 

Ons bedroevend conflict met Coralie Coloratuur

 

Hoe gaarne hadden we hier als begin van een nieuw seizoen en als instap voor nieuwe lezers een informatieve en onbekommerde tekst van Coralie Coloratuur zien staan. Helaas!

Ik kan dus niet ontkennen dat er tussen Coralie en mij een zekere onmin gerezen is. En dat ze enigszins gevlucht is. Coralie heeft ons verlaten! Ik had haar namelijk verweten dat ze een deel van haar avonturen op het eiland Sylt had aangekondigd voor ‘Koehns Kamer (ii)’ en dat het dan niet gekomen was.

‘Maar die tekst werd veel te lang!’

Ze sprong op en verdween naar de redactiekamer. Meteen daarop hoorde ik de printer lopen, roetsj-roetsj-roetsj-roetsj. Vier pagina’s. Dit is wat ze schreef en wat ze dus niet meer bij ‘Koehns Kamer’ had kunnen onderbrengen:

 

‘Als ik met mijn rugzak onderweg ben, gebeurt het niet zelden dat autobestuurders half verongelukken om het rechter portier open te duwen terwijl ze aan het stuur zitten, en te vragen of ik meerijd. Hoewel ik niet begrijp wat ze daar mee beogen – ik ben toch niet interessanter dan miljoenen andere mensen – stel ik het feit vast. Gewoonlijk maken zulke pogingen geen indruk op me en loop ik gewoon door, maar in dit geval – het was namelijk geen gewoon, zijwaarts openklappend portier, maar een dat als een vleugel naar boven toe openzoemde zodat de auto een vogel leek die aan één kant wou opvliegen. Dat wou ik wel eens van naderbij bekijken.

Toen ik mijn rugzak op de achterbank in de zilveren Mercedes SLS AMG deponeerde, merkte ik dat de bestuurder naar de daarop ter droging bevestigde oranje bikini staarde alsof hij bang was dat het zeewater zijn roodleren fauteuils zou beschadigen. Ik wees hem erop dat ik weliswaar net nog gezwommen had bij de noordelijkste punt van het eiland, waar al die zeehonden leven, maar dat het kledingstuk intussen al stijf bevroren was in de gezonde buitenlucht. Hij wuifde die zorgen dan zelf weg en opperde dat het hem niet zou kunnen schelen als hij een nieuwe auto moest kopen. Zo ver wou ik het niet laten komen en ik haalde het badpak van de rugzak af en legde het op mijn schoot, twee oranje, van ijskristallen schitterende plankjes. Terwijl de auto zich glijdend in beweging zette legde ik uit dat het uit vaderlandsliefde was dat ik dit zwempak droeg en als eerbetoon aan onze toen nog regerende vorstin, Hare Majesteit Koningin Beatrix.

Ik had net vernomen dat het Widderhaus, het huis van Henry Koehn verkocht zou worden. Al lang was het wonen erin – zelfs al was het intussen maar een vakantiewoning meer – te bezwaarlijk geworden voor de twee oudere dames die de nalatenschap van Koehn beheren. De grote tuin vroeg te veel onderhoud en het dorp Kampen bood geen comfort. Het was allemaal logisch, maar ik kan niet ontkennen dat ik door het nieuws van de verkoop enigszins onder shock stond of, zoals mijn chef zou zeggen, confuus was.

Het was overigens een vriendelijke, beschaafde heer met grijzend haar, niet eens zo heel veel ouder dan een jaar of 45 en met gevoel voor esthetische redeneringen, want we werden het zonder moeite eens dat het ook in verband met de bikini niet de inhoud was die telde, maar de vorm. Niet Hegel, maar Kant, verklaarde ik, en eigenlijk Schiller en Schopenhauer – hij sprak mij niet tegen, maar vroeg alleen of het niet van grotere vaderlandsliefde zou getuigen als de bikini ook wat groter was. Ik antwoordde met de ondoorgrondelijke uitspraak die Lucas ooit eens over me heeft gedaan: Coralie, jij wordt niet ouder, jij wordt rijper.

Alsof ik een peer ben, of een appel die pas in de fruitmand zijn volle aroma ontwikkelt. Sluimerend conflict. Ik wou mezelf definiëren, maar Lucas had al een bepaalde kijk.

 

En toen vertelde ik die Duitse meneer onze vaderlandse geschiedenis, vooral de twee grote breuken, de val van Antwerpen in 1585 en de Satire op het Volk, de putsch van 1830. Ik legde uit dat het er in beide gevallen om te doen was de emancipatie van de burger te verhinderen en om pogingen te blokkeren om enig licht te brengen in de zwartste middeleeuwen. Het ging er altijd om het katholicisme aan de macht te houden. In de zestiende eeuw was vooral het zuiden van de Nederlanden toonaangevend in alle sectoren van kunst en wetenschap. In Antwerpen verschenen er in een jaar meer boeken als in Engeland in een decennium. Vreemdelingen als Guicciardini bewonderden ook de sociale vrijheden en bijvoorbeeld de positie van vrouwen in vergelijking met andere landen: in Nederland konden vrouwen een bedrijf leiden en hun eigen firma hebben.

 

En dan, nadat de klok was teruggedraaid… Ik vertelde dat het gras in de straten groeide, en dat de mensen angstig wegdoken en in holen wegkropen. Ze mochten niet lezen, niets weten, niet denken, geen contact hebben – vooral niet met de ketters uit het noorden. Ze werden zonder enige reden als heksen verbrand, in groten getale overkwam dit ook kleine kinderen. De pederasten konden die gewoon in de kerkers gaan bepotelen om te zien of ze ergens op hun lichaam een ‘merkteken van de duivel’ droegen. Jonge heksen werden in de kerkers aan de lopende band zwanger gemaakt ‘door de duivel’. Er was niemand die het voor hen opnam. De justitie was trouwens niet bevoegd voor geestelijken die hun eigen rechtspraak hadden. Zoals in de zaak van de Rechtvaardige Rechters hebben we het hier ook te doen met een opeenvolging van verdonkeremaning van documenten en bewijsstukken. Ik verwijs hiervoor naar het werk van mijn vriendin Sofia S.S. de Lansere.

 

Het ideaal van de katholieke maatschappij was in mijn (door mij niet erkende) vaderland in de praktijk gebracht, terwijl andere landen al lang… in het licht leefden.

 

Had je ook in andere landen wel in ieder dorp een dorpsgek, dan mocht je in Vlaanderen blij zijn dat er hier en daar een normale tussen liep, natuurlijk vervolgd door de anderen – hevig katholiek waren die allemaal. De georganiseerde, van overheidswege gewilde achterlijkheid vierde hoogtij, het cretinisme nam hand over hand toe – dat kan bewezen worden uit gegevens over rekruten, nog in de negentiende eeuw, officiële gegevens van het leger. Julius Vuylsteke – die zult u niet kennen – heeft die gepubliceerd. Na de val van Antwerpen werden de Vlamingen op één, twee generaties tijd van voorhoede tot een amorfe massa, kwijlend van achterlijkheid en dus ook fysiek gedegenereerd. Paul van Ostaijen nog, heeft het over dat cretinisme.

 

Terwijl ik dit zo uitlegde waren we aan het andere einde van het eiland aangekomen, Het station van Westerland waren we glad voorbij gereden en de vriendelijke heer opperde, met tranen in de ogen ten gevolge van de ernst van mijn verhaal en terwijl hij draaide:

‘En Rubens dan?’

‘Ik wist dat u daarmee af zou komen!’ antwoordde ik zonder de minste aarzeling, ‘rijd u nog maar eens terug naar List, dan zal ik dat ook nog uitleggen. Rubens, ja! Groot talent, een opzienbarende vaardigheid, maar hij was geen kunstenaar. De holheid van het grootste deel van zijn werk springt toch meteen in het oog. Ga maar kijken in de musea, in de zalen waar die taarten van Rubens hangen. Daar is geen kat. Daar interesseert niemand zich voor. Dat is pure propaganda-‘kunst’. Ik ga een boek schrijven over Koehn, waarde heer, Henry Koehn, dat was tijdens de tweede wereldoorlog (- ik raakte nu echt op dreef). Koehn ging de schilderijen van het museum van Gent in een half clandestiene operatie terughalen in Pau, in het zuiden van Frankrijk. Voor de rest… Ik heb een professor gehad die gespecialiseerd was in Hegel. Een kameraad zei eens over haar: zij IS Hegel. Zo ben ik Koehn. Én Goedertier. Geen kwaad woord over Koehn dus. Maar dát is het wat ik hem innerlijk toch kwalijk neem, dat hij ook Rubens mee terug heeft gebracht uit Pau, in plaats van die daar te laten als straf voor de Fransen, voor de rol die ze gespeeld hebben in de Tartufistaanse putsch van 1830. Om ze nu dus met Rubens opgescheept te laten zitten. Ik onthulde ook dat ik de speerpunt was van de ecologische klassiek die o.m. aantoont dat Rubens geen kunst is. Het standbeeld van Rubens op het Groenkerkhof in Antwerpen zal tijdens de ecologische klassicering worden omgewijd tot een monument voor – meer kan ik daarover nog niet zeggen. En Hare Majesteit zal een redevoering houden om het rechtsherstel plechtig af te kondigen. Het is allemaal nog erg geheim, maar het plan bestaat. Wat zeg ik: het wordt al uitgevoerd. Waarom vertraagt u?’

De vriendelijke heer luisterde de hele tijd aandachtig en telkens als we aan het einde van het eiland kwamen, maakte hij gewoon rechtsomkeer. Van List weer naar Westerland en terug. Met tussendoor een keer een omweg om te gaan tanken. Alleen had hij de gewoonte om in het centrum van Kampen te vertragen, zo fel dat we nauwelijks nog stapvoets reden. De zevende keer vroeg ik:

‘Waarom vertraagt u zo?’

‘Daar was een juwelier,’ murmelde hij, ‘dat moet wel een gewoonte van me zijn.’

 

Daarna vroeg ik hem ook om wat ik hem verteld had in het buitenland niet geheim te houden, met uitzondering van ons (nog)… inofficiële plan over Rubens. Ik poneerde ook dat ik niet behangen wilde worden met de voortbrengselen van de juwelierskunst van Kampen op Sylt.

‘Bent u dat dan soms,’ vroeg hij toen, ‘die dat stuk over blondines en hun kapitaalkrachtige oudere vrienden in dure maar lelijke auto’s geschreven heeft op de overigens voortreffelijke website Het Paradigma?’

 

Zover was Coralie gekomen, met haar tekst over haar avonturen op Sylt. Ze raakt vervolgens verwikkeld in een dispuut over blondines met die man, dat op een handgemeen dreigt uit te lopen. Ze moet de Mercedes verlaten en staat weer op straat.

Nadat ik haar verhaal gelezen had bracht ik haar een bezoek in haar vertrekken.

‘Kun je je de godin Athene voorstellen, Coralie,’ probeerde ik op haar geweten in te werken, ‘klagend over de geschiedenis en lamenterend als een viswijf? Daarbij ronddwalend met een bikini op haar rugzak op een verlaten weg? Is dat Miss Ecologische Klassiek? En kijk bijvoorbeeld eens naar dat portret van Simonetta Vespucci van Botticelli in het Städelmuseum in Frankfurt… Springt die soms rond als een door een horzel gestoken eenjarige merrie?’ Dit en nog veel meer vroeg ik haar.

Nors zwijgen was het antwoord.

 

Ik deed er nog een schepje bovenop.

‘Een voorname, elegante nonchalance, ‘una sprezzata desinvoltura’ zou je aan de dag moeten leggen,’ zei ik, ‘zodat iedereen direct ziet dat je niet tot de lezers van bepaalde weekbladen behoort, of tot de jonge meisjes die zonder elegantie op popconcerten rondspringen met de armen in de lucht, kelend als biggen, scheel kijkend van het druggebruik en het lezen van weekbladen en gemanipuleerd door de CIA.’

Ik wees ook op ongerijmdheden in haar verhaal. Hoe kon die autobestuurder een geïnteresseerde lezer van Het Paradigma zijn, dat tijdens het regentschap van hare Majesteit Koningin Beatrix nog niet bestond? En zo was er meer. Had ze misschien dat hele verhaal uit de duim gezogen, met oranje bikini en al? Maar ik heb haar foto’s en bewijsmateriaal zelf gezien! Imiteerde ze misschien literatuur door dingen te verzinnen die geen realiteit hebben?

 

Dit alles bracht ik te berde.

Nog steeds geen woord – ze zag wel in dat ik gelijk had.

‘Quella gravita riposata,’ verzuchtte ik, denkend aan Botticelli, en erop wijzend hoe de jonge vrouw op zijn schilderij zonder twijfel alles wist aan te pakken met ‘una molla delicatezza’, zonder met zeehonden te gaan zwemmen in ijzige wateren. In plaats van met gezellinnen te baden in een wijnrode zee.

 

We zijn bang dat dit het laatste is wat we van Coralie gezien en gehoord hebben en dat ze ons voorgoed verlaten heeft.

 

Ik wist dat ze iets over Koehn ontdekt had, dat ze iets te doen had aan de universiteit van Frankfurt. Goden!

 

In dat museum hangt ook een fantastisch portret van een  courtisane, van Bartolomeo Veneto! Wat kan ik anders doen dan bidden: Brenger van Licht, en gij, Aardschudder, en ook de Godin die zo Wijs is dat ze haar Wapenrusting nooit aflegt…

 

en ook alle andere Goden:

geef dat Coralie zich niet expres door het verkeerde schilderij laat inspireren!