Aanwinst.

Aanwinst.

Heb ik geen geweten? En indien toch, waarom zwijgt het. Wat is bij mij anders?

 

Lucas Mariën. Op Sylt, 22 februari 2023.

 

Het Archief Rechtvaardige Rechters kan zich verheugen over nieuwe aanwinsten. Ik wil hier een bescheiden object voorstellen dat mij persoonlijk veel plezier doet: het gaat om een kleine ingelijste prent, een lithografie. Voor de grootte, confer de balpen op de foto.

Ik heb het werkje nog zien hangen in de werkkamer van Henry Koehn in het Widderhaus, het Ramshuis, in Kampen op Sylt kort voor dat afgebroken werd, 15 jaar geleden.

Dit is het Widderhaus in 1951.

Het is een met de hand ingekleurde lithografie uit het midden van de negentiende eeuw. De prent is een realisatie van Ed. Lobe, die afbeeldingen verkocht van objecten in Weimar en omgeving.

Onze prent stelt de werkkamer van Friedrich Schiller voor, die in de hoofdzaken nog onveranderd bestaat in Weimar in het Schiller-huis. Het drukje is ingelijst in Hamburg in de jaren twintig van de vorige eeuw. Heeft Koehn zelf dit laten doen? Kennelijk heeft iemand het op een bepaald ogenblik nodig geacht wat van het bladzilver van het lijstje weg te krabben, maar het er dan toch maar bij gelaten.

Het Archief Rechtvaardige Rechters bezit een tekst van Koehn, van kort voor het einde van de oorlog, waarin hij zijn kijk op de wereldsituatie uiteenzet voor zijn schoonvader. Omdat die Koehns handschrift niet zou kunnen lezen heeft Koehns vrouw, Eva, de tekst netjes overgeschreven met de schrijfmachine.

De relatie van Koehn tot Goethe was duidelijk. Om te beginnen bezit het Archief een door Koehn gemaakt excerpt van Goethes werk. Hij heeft namelijk de passages waarin Jan van Eyck ter sprake komt netjes overgetikt en van met de hand geschreven kanttekeningen voorzien. De thematiek heeft hem onmiskenbaar geboeid.

Maar de geschiedenisfilosofische kant, die o.a. blijkt uit het stuk voor zijn schoonvader, is wel in de eerste plaats afkomstig van zijn vriend Oswald Spengler – van de Untergang des Abendlandes, de wereldwijde bestseller van de jaren twintig. Spengler (en Koehn) zijn ter zake beïnvloed door Goethes begrippen ‘Morphologie’ en ‘Gestalt’. In een aantekening op het genoemde Van Eyck-excerpt geeft Koehn te kennen dat hij Spengler als ‘kenner van de mens en van het leven’ hoger aanslaat dan Goethe. Sic.

Maar Schiller? Henry Koehn bezat een uitgave van werken van Schiller, minder chic dan de Jubiläumsausgabe van Goethe die hij had. Maar er was dus ook deze prent, die in zijn werkkamer hing. Schiller was een buitengewoon noeste werker – heeft dat Koehn bewogen… Als voorbeeld? Als aansporing? Maar voor de rest – geen citaten, niets. Over de aanwezigheid van Schiller in zijn denkwereld weten we niets.

Henry Koehn in 1940, waarschijnlijk in het ouderlijk huis – dat later gebombardeerd zou worden – in Hamburg. Dit is nog niet het Widderhaus, cfr de ramen.  Hij is hier – met een pincet – doende een gevangen vlinder te behandelen. Naast hem staat een fles met watten, in ether gedrenkt, die gebruikt werd om de vlinders te verdoven (of te doden?). Er is een vlinder naar Koehn genoemd.

 

Een andere opvallende lacune is Nietzsche. Zeker als je beseft hoe belangrijk die voor Spengler was. Het enige wat we daarover achterhaald hebben, was dat Koehn aanwezig was bij de Nietzsche-lezing van Spengler in Weimar in 1924, alwaar hij zijn visitekaartje aan Nietzsches zus Elisabeth overhandigde.

Deze prent: een acquisitie waar we erg blij mee zijn. We plaatsen ze zelfs niet in het Archief Rechtvaardige Rechters maar houden ze voor onszelf.

Is dat slecht?

In een tijd waarin zelfs het laagste uitschot van politici van het Waardenwesten voortdurend loopt te kermen over moraal en de afwezigheid daarvan bij de niet-waardenwestelijke collega’s – terwijl het allemaal huichelarij en schijn is – doen wij daar niet aan mee.

We vragen ons zelf ook af hoe iemand als schrijver en belichamer van het wereldgeweten, hoe iemand met een zo uitgesproken gevormd geweten, zo slecht kan zijn?

 

 

 

 

 

Geadopteerde apoftegmata (II)

 

 

 

 

Zomer 2022.

We hebben terechte kritiek gekregen dat niet al onze geadopteerde apoftegmata échte apoftegmata zijn.

Maar dit is er wél een, afkomstig van een vrouw op een betoging tegen de levensduurte in Plauen, in Duitsland. Ze zei:

“Aan het einde van het geld blijft er altijd nog veel maand over.”

 

15 januar 2023.

Treffende, briljante, bewonderenswaardige uitspraken zelfs, zijn niet altijd apoftegmata. Ik kom even terug op een claus van de filosoof Slavoj Žižek, waarnaar ik eerder al verwezen had:

“…stelde T.S. Elliot vast dat er ogenblikken zijn waarop men alleen maar de keuze heeft tussen sektarisme en ongeloof, en waarin een religie slechts in leven kan worden gehouden door een sectaire afsplitsing van het eigenlijke lichaam. Daarin bestaat vandaag onze enige kans. Alleen door een “sectaire afsplitsing” van het overgeleverde Europese erfgoed, alleen doordat we ons afscheuren van het zich in staat van ontbinding bevindende corpus, kunnen we de Europese erfenis levendig houden. Het is geen gemakkelijke opgave, en ze dwingt ons tot een riskante sprong in het ongewisse, maar het enige alternatief is het sluipende verval, het geleidelijk afglijden van Europa in wat Griekenland voor het hoog-ontwikkelde Romeinse rijk was: een reisdoel voor nostalgische cultuurtoeristen, zonder werkelijk belang.”

 

Behartenswaardig, om over na te denken enzovoort – maar geen apoftegma. Dat betekent dat deze uitspraak van de filosoof geen literatuur is maar slechts filosofie.

Peter Hacks schrijft over de opkomende romantiek en de positie van Goethe daartegenover. Citaat Hacks:

“Wie niets te zeggen had, zegde het romantisch; Goethe, die iets te zeggen hád, zweeg.”

 

 

Apoftegmata (10)

 

 

Lucas Mariën, 25 oktober 2022. Auteur & vertaler.

Zwijgende Gedichten

[Confer over autonomie, gedwongen en vrijwillige censuur:

Het Walschap-initiatief .]

 

De eerste tekst die ik hier vertaal is van Heinrich Heine. Het is niet echt een gedicht, het is het twaalfde hoofdstuk uit zijn ‘Reisebilder’. Het heeft het voordeel dat een vertaler die eraan begint zich niet vastlegt voor maanden of zelfs jaren.

Ik vertaal het alsof het een gedicht zou wezen en schrijf hier alleen maar die dingen uit die echt nodig zijn. Eerst Heines tekst:

 

 

Dan mijn vertaling:

De titel: Hoofdstuk 12

Eerste regel: De Duitse censoren

zevende regel: domkoppen.

De streepjes die de rest van de tekst uitmaken staan voor censuurstrepen. Uitgevers waren gedwongen manuscripten vóór publicatie voor te leggen aan een censurerende instantie. Die kwamen dan vaak – zeker als het om werken van Heine ging – terug vol doorhalingen en onleesbaar gemaakte passages. Áls ze überhaupt werden teruggestuurd en gepubliceerd mochten worden.

*

Mijn tweede vertaling is die van een gedicht van Christian Morgenstern dat als volgt luidt:

Fisches Nachtgesang


‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿

 

Er bestaat onder meer een Angelsaksische poging om dit beroemde gedicht te vertalen. Een zekere William M. Calder heeft bij zijn vertaling zelfs een heel opstel geschreven: Translating Morgenstern. In: Oxford German Studies 4 (1969).

Het spreekt vanzelf dat zo’n Brit zich alleen maar aan een vertaling kan wagen met desastreuze gevolgen.

Van de titel maakt hij: ‘Nocturne of a Fish’.

Kent klaarblijkelijk geen Engels ook niet. Is ‘nocturne’ soms hetzelfde als ‘Nachtgesang’? Maar dat zien we nog door de vingers. Kan komen door de taalarmoede van het Engels.

Nachtgesang is algemener dan nocturne, kan ook iets anders zijn. Bijvoorbeeld als het Belgisch leger bij de nachtelijke bestorming van een strategische heuvel vol Russen bij wijze van krijgsgezang een wilde Brabançonne aanheft, dan kun je dat onmogelijk een nocturne noemen, hoe diep in de nacht de operatie zich ook afspeelt.

Zeker is: als Morgenstern bedoeld had ‘Nocturne’, dan had hij geschreven ‘Nocturne’.

*

Angelsaksers kennen alleen maar popmuziek.

Maar hoogmoedig menend te kunnen meepraten, zelfs als het over muziek gaat, wauwelen ze maar raak. En altijd de schijn willen wekken dat ze op een hoger niveau staan dan in werkelijkheid het geval is. (Zou die Calder misschien een Amerikaan zijn?) Nocturne, daarbij denkt iedereen natuurlijk meteen aan Chopin. Chopin was een Fransman die begrijpelijkerwijze alles in het werk heeft gesteld opdat niemand te weten zou komen dat hij oorspronkelijk uit Polen kwam.

‘Nocturne of a fish’ – volgens Calder is er maar een vis, die zingt: ‘a fish’.

De oorspronkelijke tekst is algemener. Het gaat niet om één enkel toevallig individu, het gaat om dé vis, als soort. Door Calders onbepaald lidwoord wordt die gereduceerd tot een enkel geval. Het oorspronkelijke, algemene vissendom wordt verlaagd tot anekdote. Dat is journalistiek in plaats van poëzie.

Sinds de Angelsaksische bemoeienis met cultuur vanaf de tweede Wereldoorlog wordt iedere gelegenheid aangegrepen om de literatuur naar beneden te halen en fenomenen als journalistiek op te krikken.

En rock, of pop, hoe heten al die dingen, in plaats van muziek.

Die éne, individuele in plaats van algemene, vis sluit immers iedere meerstemmigheid uit.

Bij Morgenstern houden álle vissen er zulke nachtelijke gezangen op na, zodat meerstemmigheid en zelfs koorzang mogelijk wordt. Dat alles wellicht zelfs polyfoon – daarover geeft het gedicht geen uitsluitsel.

In ieder geval is Fisches Nachtgesang bij componisten verrassend populair als liedtekst. Een van de meest geslaagde versies is die van de Russische componiste Sofia Gubaidulina, die op YouTube bekeken – en vooral beluisterd! – kan worden:

https://duckduckgo.com/?q=Fisches+Nachtgesang&t=brave&iax=videos&ia=videos&iai=https%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3D

Je kunt natuurlijk ook gewoon de zoekwoorden Fisches Nachtgesang en Gubaidulina ingeven.

Tot zover de Angelsaksische vertaalkunst in de titel van het gedicht.

Zeker is: als Morgenstern bedoeld had een vis, dan had hij geschreven Eines Fisches Nachtgesang.

Behalve in de titel schijnt de vertalingsspecialist van Oxford geen fouten te hebben gemaakt.

We geven hier zijn vertaling van de rest van het gedicht weer.


‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿

Christian Morgenstern zelf maakt de opmerking dat Nachtgezang van een Vis het ‘diepste’ Duitse gedicht is dat er bestaat.

Als je gewoon naar de tekst kijkt, je houdt die perfect verticaal voor je ogen, dan zie je niet alleen de beweging van het water en van de vissen en misschien de weerspiegeling van de maan op het water – je ziet ook, kijk maar goed – je ziet ook: diepte.

Ik heb een boekwerk in tien delen dat Deutsche Lyrik heet en dat duizenden gedichten bevat, van de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw.[1] Ik heb natuurlijk niet al die boekdelen pagina per pagina verticaal kunnen houden, maar steekproeven heb ik gedaan en grondiger heb ik het deel van 1600 tot 1700 bekeken.

Als voorlopige, niet wetenschappelijke bevinding kan ik Christian Morgenstern alleen maar gelijk geven: geen enkel Duits gedicht heeft die diepte.

*

Ziehier nu mijn vertaling:

Nachtgezang van de Vis


‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿       ‿       ‿
—     —     —
‿       ‿

 

Over de vertaling van de Ilias van Karel van de Woestijne werd gezegd dat ze moeilijker te lezen was dan de originele Griekse tekst. Maar er bestaan ook vertalingen die de reputatie hebben dat ze beter zijn dan het origineel.

Ik hoop dat Coralie Coloratuur niet vergeet in mijn biografie te vermelden dat ik de vertaler ben van deze twee fraaie literaire werken.

 

_______________________________________

  1. Uitgegeven door Walter Killy, München 1969.

 

 

De Rus in mij.

F.M. Dostojewski. Italiaanse literatuurliefhebbers reageren tegen onderdrukking Russische literatuur.

 

Lucas Mariën. Juni 2022.

 

Door omstandigheden waarop ik op deze plaats niet in kan gaan had ik in mijn kinderjaren geen toegang tot literatuur. De Boekengids van de katholieke bibliotheken was de richtlijn, en de ‘zedelijke kwoteringen’ die daarin aan boeken werden toegekend waren wet. Elk boek had een ‘kwotering’, wat voor welke leeftijd ‘geschikt was’, en dat kwam erop neer dat ik de boeken die mij interesseerden pas zou mogen lezen als ik de vijfenveertig bereikt dat.

Maar mijn vader bezat, naast een hoop producten van het Davidsfonds, een exemplaar van Dostojewski’s ‘Misdaad en Straf’. Het was volstrekt verboden daar aan te raken, maar ik deed het toch. Ik pikte dat boek en las het – achter het huis van mijn ouders was een bosje; of ‘s nachts met een zaklamp onder de dekens, voor zover ik erin slaagde batterijtjes te kopen.

Ik zocht en vroeg overal…

De “Reinaert-uitgaven/Arbeiderspers” gaf Russische romans uit in gecensureerde en slecht vertaalde versies. Ik maakte daar jacht op, bij vriendjes, kennissen, buren. Geleidelijk kwam ik met de grote meesterwerken in contact. Onvergetelijk: Poesjkins ‘Kapiteinsdochter’ – en steeds weer: Dostojewski. Literair gesproken werd ik voor een flink deel Russisch gesocialiseerd, een stuk van mij is Rus, voorgoed. De grote Nederlanders, Multatuli, Walschap, Hermans en de hele rest, Fransen, Duitsers – kwamen pas later.

Tussen mijn veertiende en mijn zestiende jaar heb ik bijna alleen Russen gelezen. Dostojewski, Poesjkin en Tsjechow hebben me mijn hele leven begeleid, een paar jaar geleden heb ik een deel ervan nog eens herlezen. En het was juist: veel ervan blijft ongeëvenaard.

Een van die grote Russen was Nikolai Gogol, die een Kleinrus was, de hedendaagse media zouden zeggen: een Oekraïner – maar dat doe ik niet.

Gogol schreef in het Russisch; het Kleinrussisch legde hij alleen maar in de mond van grove en onbehouwen figuren, echt uitschot, en als je dat oorlogsgehuil van die Selenski, of van bijvoorbeeld de voor zijn verbale brutaliteit beruchte Kleinrussische ambassadeur in Berlijn, Melnik, hoort, krijg je de indruk dat er nog niet veel veranderd is.

Het is natuurlijk een schande als een schrijver zijn land van herkomst zo te kijk moet zetten. De Kleinrussen hebben de schande waarin ze gebracht zijn door de grootste schrijver die uit hun midden is voortgekomen nooit goed gemaakt door een andere schrijver die hem overtrof.

 

De Russen daarentegen… Wat zou de twintigste eeuw zijn zonder Kandinsky? Zonder Stravinski, Prokofiew, Sjostakowitsj, Schnittke? Terwijl het Waardenwesten wegzinkt in hoempapa en popmuziek neemt Rusland langzaam maar zeker de leiding over in de wereld van de kunst — ook China trouwens.

 

En misschien is Michail Glinka geen componist van allereerste rang, maar zijn altvioolsonate is een meesterwerk.

Een gedicht als ‘Het Zeil’ van Lermontov…

Kiev, is dat in de Oekraïne? Ik ken dat van Moessorgsky, ‘De Grote Poort van Kiev’… Alleen al dat Maurice Ravel dat pianowerk, Moessorgski’s ‘Schilderijententoonstelling’, georkestreerd heeft!

De Russen, dat ben ik, dat is Europa – wat er van Europa overblijft, moet je intussen wel zeggen. Een Italiaanse universiteit heeft colleges over Dostojewski geschrapt omdat die schrijver een Rus was.

Laat die maar op zoek gaan naar een Angelsaksische Poesjkin, Kandinski, Schnittke – ja Glinka zelfs!

Apoftegma (9)

Henry van de Velde, Bauhaus Weimar.

 

13-15 april 2022. Lucas Mariën.

 

Er zijn goede slachtoffers en slechte. Over de laatstgenoemden zwijg je; bij de eersten maak je misbaar. Je stort krokodillentranen en vooral ben je niet zuinig met moralisme en beschuldigingen aan het adres van de juiste daders.

Want er zijn ook goede daders en slechte. Er zijn daders die nazi’s zijn, bijvoorbeeld de Oekraïense van het Azow-regiment.

Maar er zijn dus goede en slechte nazi’s.

Als de daders goede nazi’s zijn, dan zijn ze zelfs geen daders. Dan zijn er bijgevolg ook geen slachtoffers, zelfs geen goede slachtoffers over wie je misbaar zou kunnen maken. Die je de kans zouden geven je morele principes uit te stallen.